C-641/17 College Pension Plan of British Columbia

Contentverzamelaar

C-641/17 College Pension Plan of British Columbia

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:    2 januari 2018
Schriftelijke opmerkingen:                    19 februari 2018

Trefwoorden: pensioen; dividend; belastingen

Onderwerp:
-           VWEU artikelen 63, 64, en 65;

Feiten:

Partijen strijden over de vraag of het vrije verkeer van kapitaal (artikelen 63 en 65 VWEU) gebiedt dat de verzoekster dezelfde belastingvermindering op de kapitaalopbrengstbelasting krijgt als een binnenlands pensioenfonds. De verzoekster is een vermogensmassa in de rechtsvorm van een Common Law Trust naar Canadees recht. Haar ondernemingsdoel is het waarborgen van het pensioen van voormalig ambtenaren van de provincie British Columbia. In Canada is zij van alle winstbelasting vrijgesteld. Via de deelname aan zogenaamde Pool Investment Portfolio’s (Pools) bezit zij indirect aandelen van Duitse naamloze vennootschappen. Van 2007 t/m 2010 bezat verzoekster veel kleine en vrij verhandelbare deelnemingen in Duitse naamloze vennootschappen en bezat zij in geen bedrijf een deelneming van meer dan 1%. Over de daaruit uitgekeerde dividenden was volgens het verdrag tot vermijding van dubbele belasting tussen Duitsland en Canada in deze periode de Duitse kapitaalwinstbelasting (€156.280,10) verschuldigd, die als bronbelasting werd geheven. Tegen de afwijzing van haar aanvraag tot restitutie van dit bedrag heeft verzoekster het onderhavige beroep ingesteld. Verzoekster baseert haar vordering op het feit dat zij door de belastingheffing overeenkomstig de Duitse kapitaalwinstbelasting over uitgekeerde dividenden benadeeld wordt ten opzichte van een Duits pensioenfonds, aangezien Duitse pensioenfondsen feitelijk zonder belasting dividenden kunnen ontvangen. Een verrekening, respectievelijk teruggaaf, van de Duitse winstbelasting is voor haar als beperkt belastingplichtige vennootschap namelijk niet mogelijk naar Duits fiscaal recht. Volgens verweerster is de belastingheffing bij buitenlandse pensioenfondsen in overeenstemming met het Unierecht.

Overweging:

De winst uit dividenden van buitenlandse pensioenfondsen is volledig belastbaar, doch wordt 2/5 van de ingehouden kapitaalwinstbelasting terugbetaald, zodat de effectieve kapitaalwinstbelasting op buitenlandse pensioenfondsen 15% bedraagt. Anders dan voor binnenlandse pensioenfondsen is voor de buitenlandse pensioenfondsen de toepassing van een aanslagprocedure met de daarmee verbonden mogelijkheid tot verrekening van de kapitaalwinstbelasting met de belastingschuld uitgesloten. Wegens deze ongelijke behandeling rijzen bij de verwijzende rechter twijfels met betrekking tot een mogelijke inbreuk op het vrije verkeer van kapitaal overeenkomstig artikelen 63(1) en 65 VWEU.

Prejudiciële vragen:

1) Verzet het vrije verkeer van kapitaal als vervat in artikel 63, lid 1, VWEU juncto artikel 65 VWEU zich tegen de regeling van een lidstaat, op grond waarvan een niet-ingezeten instelling voor bedrijfspensioenvoorziening, waarvan de structuur in wezen vergelijkbaar is met die van een Duits pensioenfonds, niet in aanmerking komt voor vermindering van de belasting op inkomsten uit vermogen voor ontvangen dividenden, terwijl overeenkomstige dividenduitkeringen aan binnenlandse pensioenfondsen leiden tot geen of slechts een relatief geringe toename van de verschuldigde vennootschapsbelasting, omdat binnenlandse pensioenfondsen de mogelijkheid hebben om in het kader van de vaststelling van de aanslag in de vennootschapsbelasting hun belastbare winst te verminderen door aftrek van hun voorzieningen om aan hun pensioenbetalingsverplichtingen te kunnen voldoen, en om de betaalde belasting op inkomsten uit vermogen door verrekening en – voor zover het bedrag van de te betalen vennootschapsbelasting lager is dan het te verrekenen bedrag – door teruggaaf, tot nul te reduceren?

2) Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend luidt: is de beperking van het vrije verkeer van kapitaal bij § 32 lid 1, punt 2, KStG [Körperschaftsteuergesetz (Duitse wet op vennootschapsbelasting)] volgens artikel 63 VWEU juncto artikel 64, lid 1, VWEU toelaatbaar jegens derde landen, omdat zij verband houdt met de verrichting van financiële diensten?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Commissie/Duitsland C-284/09; Pensioenfonds Metaal en Techniek C-252/14; Gerritse C-234/01; Scorpio C-290/04; Centro Equestre da Leziria Grande C-345/04; Commissie/Finland C-342/10; Brisal en KBC Finance Ireland C-18/15; Futura Participations C-250/95; New Valmar C-15/15; Prunus en Polonium C-384/09; Lasertec C-492/04; Wagner-Raith C-560/13.

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal; SZW

Gerelateerde documenten