C-645/15 Bund Naturschutz in Bayern et Wilde

Contentverzamelaar

C-645/15 Bund Naturschutz in Bayern et Wilde

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   29 januari 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       15 februari 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   15 maart 2016
Trefwoorden: milieu; milieueffectbeoordeling; openbare projecten

Onderwerp
Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten

Verzoekers (erkende vereniging voor natuurbescherming en particulier Wilde) betwisten de verleende bouwvergunning van 28-06-2013 voor (met name) de verbreding van een snelweg (‘Frankenschnellweg’) in het stadsgebied van Neurenberg. Zij stellen dat de verbreding onder federaal recht valt en dat daarvoor een MER verplicht is. In eerste aanleg is het beroep op 14-07-2014 afgewezen. Verweerders (de Freistaat BEI en de stad Neurenberg) wijzen op de spoedeisendheid van het project en stellen dat (ook) volgens EURrecht hier geen MER vereist is maar dat in de stukken rekening is gehouden met alle beslissende gevolgen van het project voor het milieu en met de materieelrechtelijke standaard.

De verwijzende DUI rechter (Bayerischer Verwaltungsgerichthof) stelt vast dat tegen de verleende bouwvergunning juridisch niets valt in te brengen. De litigieuze weg valt onder het begrip ‘rondweg’ van de BEI straten- en wegenwet. Andere tekortkomingen (zoals die inzake geluid en luchtvervuiling) kunnen naar DUI recht in een aanvullende procedure worden verholpen zonder opheffing van de vergunning. De BEI straten- en wegenwet eist een MER bij aanleg van een wet (of verbreding tot) vier rijstroken en ook wat lengte betreft en situering is de wet niet van toepassing. Voor de autoriteiten is de MER als integraal deel van de bouwvergunningsprocedure een aan de beoordeling toegevoegde en geformaliseerde tussenstap met het oog allereerst op een op de milieubelangen toegespitste beoordeling van de gevolgen van een project. De afweging krijgt door deze geformaliseerde tussenstap een structuur, die inzake milieubelangen kan bijdragen tot een correctere beoordeling. Deze tussenstap bleef in casu achterwege. Naar aanleiding van de uitspraak van het HvJEU in de zaak C-142/07 legt hij de volgende vragen aan het HvJEU voor:
1. Moet het bepaalde onder 7c van bijlage I bij richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (hierna: „richtlijn 2011/92”) aldus worden uitgelegd dat daaronder ook de verbreding valt van bestaande wegen die vier of meer rijstroken hebben?
2. Bij een bevestigend antwoord op de eerste vraag:
Is het bepaalde onder 7c van bijlage I bij richtlijn 2011/92 een specifieker en dus bij voorrang op het bepaalde onder 7b van bijlage I bij richtlijn 2011/92 toe te passen voorschrift?
3. Bij een ontkennend antwoord op de eerste of de tweede vraag: Veronderstelt het begrip „autowegen” in het bepaalde onder 7b van bijlage I bij richtlijn 2011/92 dat het bij het betrokken stuk weg gaat om een hoofdverkeersweg van het internationaal wegennet in de zin van de Europese overeenkomst inzake internationale hoofdverkeerswegen?
4. Bij een ontkennend antwoord op de eerste, de tweede of de derde vraag: Moet het begrip „aanleg” in het bepaalde onder 7b van bijlage I bij richtlijn 2011/92 worden toegepast op een wegverbreding waarbij het bestaande wegtracé geen wezenlijke verandering ondergaat?
5. Bij een bevestigend antwoord op de vierde vraag: Veronderstelt het begrip „aanleg” in het bepaalde onder 7b van bijlage I bij richtlijn 2011/92 een minimumlengte van het betrokken stuk weg? Zo ja, moet worden uitgegaan van een ononderbroken stuk weg? Zo ja, bedraagt de minimumlengte meer dan 2,6 km ononderbroken respectievelijk – als de lengte van meerdere niet doorlopende stukken weg moet worden samengeteld – meer dan 4,4 km in totaal?
6. Bij een ontkennend antwoord op de vijfde vraag: Is het bepaalde onder 7b, tweede geval (aanleg van autowegen), van bijlage I bij richtlijn 2011/92 toepasselijk op een maatregel van wegverbreding binnen een bebouwd gebied in de zin van de Europese overeenkomst inzake internationale hoofdverkeerswegen?
Aangehaalde jurisprudentie: C-142/07 Ecologistas en Acción
Specifiek beleidsterrein: IenM en EZ

Gerelateerde documenten