C-65/14 Rosselle

Contentverzamelaar

C-65/14 Rosselle

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   27 maart 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   13 april 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   13 mei 2014
Trefwoorden: werknemers; gelijke behandeling arbeid/beroep

Onderwerp
- Richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie
- Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep

Verzoekster Charlotte Rosselle is sinds september 2003 leerkracht in vaste dienst van de Vlaamse Gemeenschap. Zij is op eigen verzoek ter beschikking gesteld van de Franse Gemeenschap in het kader van ‘immersieprojecten’ . Per 1 september 2009 werkt zij in loondienst bij Institut Saint-André.
Op 2 februari 2010 krijgt zij een kind en zij vraagt moederschapsverlof vanaf 11 januari 2010. Dit wordt haar geweigerd omdat zij sinds 1 september 2009 “van statuut is veranderd” (voorheen ambtenaar, nu zonder vaste benoeming) en er is dan een wettelijk voorgeschreven wachttermijn van zes maanden waarin minimaal 120 arbeidsdagen of 400 werkuren gepresteerd moeten worden voor er recht op uitkering ontstaat.
Verzoekster meent dat er een juridische leemte in de betreffende wet is aangezien er wel is voorzien in dispensatie van wachttijd voor uit vaste dienst ontslagen ambtenaren, maar niet voor haar situatie (zwangerschapsverlof). Zij beroept zich op RL 92/85 die niet correct omgezet zou zijn.
Verweerder RIZIV (Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering) stelt dat de vrijstelling van wachttijd een uitzondering is en dan ook om strikte uitleg vraagt. Hij ziet geen discriminatie omdat er geen vergelijkbare situaties voorhanden zijn.

De verwijzende BEL rechter (Arbeidsrechtbank Nijvel) constateert dat er geen BEL wetgeving voorziet in een antwoord op verzoeksters probleem. Hij stelt het HvJEU de volgende vraag:
“Schendt het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, titel III, hoofdstuk III, afdelingen 1 en 2, richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie en richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (herschikking), door niet te voorzien in een vrijstelling van wachttijd voor de vast benoemde ambtenaar die om persoonlijke redenen ter beschikking is gesteld en die met zwangerschapsverlof is, terwijl de vast benoemde ambtenaar die ontslag heeft genomen of is ontslagen daar wel recht op heeft?”

Specifiek beleidsterrein: SZW

Gerelateerde documenten