C-65/16 Istanbul Lojistik

Contentverzamelaar

C-65/16 Istanbul Lojistik

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   31 maart 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       17 april 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   17 mei 2016
Trefwoorden: motorrijtuigenbelasting; douane-unie; associatieraad EEG/Turkije; verbod kwantitatieve beperkingen

Onderwerp
- Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 1995 inzake de tenuitvoerlegging van de slotfase van de douane-unie (Pb 1996, L 35, blz. 1);
- VWEU artikel 18 (non-discriminatie); artikel 30 (douane-unie); artikel 34 – 36 (verbod kwantitatieve beperkingen);
- Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg (Pb L 300, blz. 72)

Verzoekster is een in TUR gevestigd transportbedrijf. Zij vervoert goederen over de weg van TUR naar de EU, met name DUI. Bij een inspectie door de belastingdienst (verweerster) aan de grens HON/ROE op 30-03-2015 van een vrachtwagencombinatie van verzoekster werd geconstateerd dat de doorvoervergunning weliswaar in orde was maar dat het zegel dat bewijst dat de in HON wettelijk verschuldigde motorrijtuigenbelasting is betaald daarop ontbrak. Verzoekster moet alsnog betalen plus fiscale sanctie plus een bestuurlijke boete. Bezwaar wordt niet gehonoreerd (13-05-2015) waarop verzoekster in beroep gaat bij de verwijzende rechter. Zij stelt dat de HON wet niet verenigbaar is met besluit 1/95 (het opheffen van in- en uitvoerrechten en heffingen van gelijke werking, zoals een douanerecht, en het afzien van nieuw invoeren van dergelijke rechten). Verzoekster meent dat motorrijtuigenbelasting als heffing van gelijke werking als een douanerecht kan gelden. Betaling in HON wordt enkel geëist voor buiten de EU geregistreerde voertuigen. De heffing heeft marktbeschermende effecten zodat sprake is van beperking van het vrij verkeer van goederen. Verweerster wijst op de gedeelde bevoegdheid in VWEU artikel 4 zodat HON zelf voorschriften kan vastleggen en toepassen. Motorrijtuigenbelasting wordt geheven in het kader van internationaal vervoer zodat die niet als douanerecht of heffing van gelijke werking kan worden aangemerkt. Op grond van Vo. 1072/2009 heeft HON met TUR een bilaterale vervoerovereenkomst gesloten.

De verwijzende HON rechter wenst te vernemen of motorrijtuigenbelasting als een heffing van gelijke werking wordt beschouwd. Hoofdkenmerk daarvan is dat die heffingen (in)direct worden geheven op geïmporteerde goederen terwijl belastingen op zowel geïmporteerde als binnenlandse goederen worden geheven. In de HON wet is bepaald dat in andere EULS gevestigde transportbedrijven geen motorrijtuigenbelasting hoeven te betalen. Indien het om een maatregel van gelijke werking gaat dan vraagt de verwijzende rechter zich af of er redenen van verkeersveiligheid en rechtshandhaving kunnen worden aangevoerd en of de belasting dan proportioneel is. Daarnaast zou sprake kunnen zijn van discriminatie van TUR transportbedrijven en is HON bevoegd om op grond van Vo. 1072/2009 (en RL 1999/62) het in VWEU artikel 4 genoemde onderwerp anders te regelen door middel van een bilaterale overeenkomst. Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:
1) Moet artikel 4 van besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije aldus worden uitgelegd dat een belasting als in de Hongaarse wet op de motorrijtuigenbelasting, die krachtens die wet op een voor goederenvervoer bestemd en gebruikt en door een Turks transportbedrijf geëxploiteerd voertuig met Turks kenteken wordt geheven omdat het voertuig de Hongaarse grens overschrijdt om, vanuit Turkije en via Hongarije als lidstaat van doorvoer, een andere lidstaat te bereiken, een heffing van gelijke werking als een douanerecht is en zich dus niet verdraagt met dat artikel?
2) a) Indien de eerste prejudiciële vraag ontkennend wordt beantwoord, moet artikel 5 van besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije dan aldus worden uitgelegd dat een belasting als in de Hongaarse wet op de motorrijtuigenbelasting, die krachtens die wet op een voor goederenvervoer bestemd en gebruikt en door een Turks transportbedrijf geëxploiteerd voertuig met Turks kenteken wordt geheven omdat het voertuig de Hongaarse grens overschrijdt om, vanuit Turkije en via Hongarije als lidstaat van doorvoer, een andere lidstaat te bereiken, een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve beperking is en zich dus niet verdraagt met dat artikel?
     b) Moet artikel 7 van besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije aldus worden uitgelegd dat er om redenen van verkeersveiligheid en rechtshandhaving kan worden voorzien in een belasting als in de Hongaarse wet op de motorrijtuigenbelasting, die krachtens die wet op een voor goederenvervoer bestemd en gebruikt en door een Turks transportbedrijf geëxploiteerd voertuig met Turks kenteken wordt geheven omdat het voertuig de Hongaarse grens overschrijdt om, vanuit Turkije en via Hongarije als lidstaat van doorvoer, een andere lidstaat te bereiken?
3) Moeten artikel 3, lid 2, VWEU en artikel 1, leden 2 en 3, onder a), van verordening (EG) nr. 1072/2009 aldus worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzetten dat de lidstaat van doorvoer op grond van een met Turkije gesloten bilaterale overeenkomst betreffende vervoer voorziet in een belasting als in de Hongaarse wet op de motorrijtuigenbelasting, die krachtens die wet op een voor goederenvervoer bestemd en gebruikt en door een Turks transportbedrijf geëxploiteerd voertuig met Turks kenteken wordt geheven omdat het voertuig de Hongaarse grens overschrijdt om, vanuit Turkije en via Hongarije als lidstaat van doorvoer, een andere lidstaat te bereiken?
4) Moet artikel 9 van de Associatieovereenkomst tussen de EEG en Turkije aldus worden uitgelegd dat een belasting als in de Hongaarse wet op de motorrijtuigenbelasting, die krachtens die wet op een voor goederenvervoer bestemd en gebruikt en door een Turks transportbedrijf geëxploiteerd voertuig met Turks kenteken wordt geheven omdat het voertuig de Hongaarse grens overschrijdt om, vanuit Turkije en via Hongarije als lidstaat van doorvoer, een andere lidstaat te bereiken, is aan te merken als discriminatie op grond van nationaliteit en zich dus niet verdraagt met dat artikel?
Specifiek beleidsterrein: FIN en EZ

Gerelateerde documenten