C-67/15 Melis e.a.

Contentverzamelaar

C-67/15 Melis e.a.

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage reachts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   30 april 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   16 mei 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   16 juni 2015
Trefwoorden: overheidsopdrachten (concessies); recht vrije vestiging / vrij verkeer diensten

Onderwerp
- VWEU artikel 49 (vrije vestiging); artikel 56 (vrij dienstenverkeer); artikel 106 (openbare onderneming);
- Richtlijn 2006/123/EG van het EP en de Raad betreffende diensten op de interne markt

Verzoekers zijn concessiehouders voor de periode 2004/2010 (verlengd met één jaar tot 2011), van aan de ITA overheid toebehorende gebieden aan of op zee, waarvoor zij activiteiten ontwikkelen in de toeristisch-recreatieve sector. Zij dragen daarbij volledig het exploitatierisico. Verzoekers vragen verlenging van de concessies voor badseizoen 2012. Als reactie uitblijft starten zij 1 mei 2012 met de voor hun gebruikelijke activiteiten, ervan uitgaande dat zij daartoe wettelijk gerechtigd zijn omdat in de ITA regelgeving sprake is van automatische verlenging (tot eind 2020).
De verantwoordelijke gemeente publiceert echter op 11 mei 2012 een aankondiging van zeven nieuwe concessies waarvan enkele voor gebieden waarvoor al aan verzoekers een concessie was verleend. Zij verzoeken de rechter in juni 2012 om nietigverklaring van die maatregelen.

De verwijzende ITA rechter (Tribunale Amministrativo per la Sardegna) moet de vraag beantwoorden of verlenging van de looptijd van de concessies buiten elke aanbestedingsprocedure om, zoals volgens de ITA regelgeving mogelijk, verenigbaar is met EURrecht. Daarnaast wat op grond van VWEU artikel 57 en volgens RL 2006/123 als dienst wordt beschouwd. In overweging 33 van RL 2006/123 wordt hier nader op ingegaan, en in overweging 62 in geval er (zoals in onderhavige zaak) een situatie van ‘schaarste’ is van bijvoorbeeld natuurlijke hulpbronnen of technische mogelijkheden. Daarvoor zou een (onpartijdige en transparante) selectieprocedure moeten worden toegepast. Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:
1) Staan de in de artikelen 49 VWEU, 56 VWEU en 106 VWEU neergelegde beginselen van vrijheid van vestiging, non-discriminatie en bescherming van de mededinging in de weg aan een nationale regeling die via achtereenvolgende wetgevende maatregelen de termijn waarop concessies voor aan de overheid toebehorende, op of aan zee gelegen goederen van economisch belang aflopen, herhaaldelijk verlengt?
2) Staat artikel 12 van richtlijn 2006/123/EG in de weg aan een nationale bepaling als artikel 1, lid 18, van decreto-legge nr. 194 van [29] december 2009, omgezet in wet bij wet nr. 25 van 26 februari 2010, zoals gewijzigd en aangevuld, op grond waarvan lopende concessies in aan de overheid toebehorend maritiem gebied voor het verrichten van toeristische en recreatieve activiteiten automatisch worden verlengd tot en met 31 december 2015 of zelfs tot en met 31 december 2020 overeenkomstig artikel 34-duodecies van decreto-legge nr. 179 van 18 oktober 2012, dat is ingevoegd bij artikel 1, lid 1, van wet nr. 221 van 17 december 2012 tot omzetting van voornoemd decreto-legge in wet?

Specifiek beleidsterrein: EZ

Gerelateerde documenten