C-677/19 Valoris

Contentverzamelaar

C-677/19 Valoris

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement: 12 november 2019
Schriftelijke opmerkingen: 29 december 2019

Trefwoorden : restitutietermijn; gelijkwaardigheid; doeltreffendheid; loyale samenwerking

Onderwerp :

• Artikel 110 VWEU

 

Feiten:

Verzoekster (Valoris) is een Roemeense onderneming en heeft op 30.01.2019 een vordering ingesteld tegen de verwerende partijen (dictoraat-generaal overheidsfinanciën te Craiova) tot restitutie van een milieuheffing ter hoogte van 2451 RON, vermeerderd met de fiscale rente vanaf de betaaldatum tot de restitutiedatum. De verzoekster had in 2014 het voorgenoemde bedrag betaald met het oog op registratie van een personenauto in het Roemeense kentekenregister. Verzoekster had de auto in Nederland gekocht, waar deze voor het eerst was geregistreerd op 12.01.2007. Deze betaling was verplicht op basis van een noodbesluit van de regering. Op 07.08.2017 is een ander noodbesluit in werking getreden die regelde dat belastingplichtige de betaling van een dergelijke milieuheffing kon terugvorderen omdat de daarvoor geldende regeling in strijd was met het Unierecht. Echter was wel bepaald dat dit verzoek tot restitutie moest worden ingediend op uiterlijk 31.08.2018. Verzoekster heeft deze termijn niet in acht genomen en pas op 06.12.2018 een dergelijk verzoek ingediend. Daarom heeft het belastingorgaan van Roemenië de verzoekster medegedeeld dat haar verzoek niet zou worden ingewilligd. Hiertegen is verzoekster in beroep gegaan bij de verwijzende rechter.

 

Overweging:

De verwijzende rechter acht het nuttig en noodzakelijk om kennis te nemen van de door het Hof gegeven uitlegging van de mate waarin de beginselen van loyale samenwerking, gelijkwaardigheid en doeltreffendheid, zoals die voortvloeien uit de rechtspraak van het Hof, zijn nageleefd door de invoering van een vervaltermijn voor de uitoefening van het recht op restitutie van een in strijd met het Unierecht geïnde heffing. Aangezien de vervaltermijn van ongeveer een jaar korter is dan de andere termijnen die de verwijzende rechter heeft aangetroffen in de rechtspraak van het Hof en die volgens het Hof verenigbaar zijn met het doeltreffendheidsbeginsel acht de verwijzende rechter het voor de beslechting van de onderhavige zaak noodzakelijk een antwoord van het Hof te krijgen over de uitlegging van de beginselen in kwestie.

 

Prejudiciële vraag:

Dienen de beginselen van loyale samenwerking, gelijkwaardigheid en doeltreffendheid aldus te worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling als die van artikel 1, lid 2, van Ordonanța de urgență a Guvernului nr. 52/2017 (spoedbesluit nr. 52/2017 van de regering), waarbij een vervaltermijn van ongeveer één jaar is vastgesteld voor het indienen van verzoeken tot restitutie van in strijd met het Unierecht geïnde heffingen, terwijl de nationale wetgeving niet voorziet in een overeenkomstige termijn voor de uitoefening van het recht op restitutie van bedragen die in strijd met het nationale recht zijn geïnd?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: (C-586/14); (C-402/09); (C-263/10); (C-97/13 en C-214/13); (C-76/14); (C-33/76); (C_90/94); (C-228/69); (C-88/99); (C-231/96); (C-216/99 en C-22/99); (C-147/01); (C-288/14); (C-591/10)

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal