C-678/15 Khorassani

Contentverzamelaar

C-678/15 Khorassani

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   09 februari 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       26 februari 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   26 maart 2016
Trefwoorden: financiële dienstverlening (MiFID)

Onderwerp
- Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van richtlijn 93/22/EEG van de Raad (Pb L 145, blz. 1);
- Richtlijn 2006/73/EG van de Commissie van 10 augustus 2006 tot uitvoering van de richtlijn financiële markten (Pb 2006, L 241/26)

Verzoeker vordert schadevergoeding voor een door verweerster Kathrin Pflanz , beleggingsmakelaar, in 2007 gegeven beleggingsadvies, terwijl zij niet zou beschikken over een vergunning van de DUI toezichthouder voor het verrichten van financiële diensten in de zin van de DUI wet op het kredietwezen (KWG). Verzoeker heeft op haar voorspraak een dienstenovereenkomst en een vermogensbeheersovereenkomst gesloten met in Liechtenstein gevestigde bedrijven. Na betaling (november 2007) van een eenmalig bedrag van € 20.000 en maandelijkse bijdragen van € 1000, nog te vermeerderen met 5% agio. Van het totale bedrag is € 19.731,60 als vooraf betaalde makelaarsvergoeding ingehouden. In december 2007 heeft verzoeker de overeenkomsten herroepen en terugbetaling + schadevergoeding geëist. Het geadieerde Landgericht verklaart zich internationaal onbevoegd en het beroep ongegrond. Verzoeker gaat in beroep, heeft inmiddels € 6.803,03 terugontvangen zodat het beroep wat verzoeker betreft voor dat deel is afgehandeld. Het Oberlandesgericht verwerpt het hoger beroep omdat verzoeker niet kan aantonen dat verweerster de overeenkomst niet is nagekomen. De door verweerster geleverde dienst is geen vergunningsplichtige financiële dienst in de zin van de DUI KWG; het zou eerder gaan om een vermogensbeheersovereenkomst. Verweerster vraagt en wordt toegelaten tot de herzieningsprocedure, waar verzoeker vervolgens zijn volledige vordering (€ 20.196,97 + rente/kosten) weer inbrengt.

De verwijzende DUI rechter (Bundesgerichtshof) oordeelt dat de appelrechter terecht heeft aangenomen dat verweerster geen beleggingsadvies in de zin van de KWG heeft gegeven. Bevestiging daarvoor vindt hij ook in HvJEU-zaak C-356/00 Testa et Lazzeri. De vraag die in deze zaak moet worden beantwoord is of de vermogensbeheersovereenkomst die, zoals de appelrechter heeft vastgesteld verweerster met verzoeker is aangegaan, reeds een ‘transactie ter zake van de aankoop en vervreemding van financiële instrumenten’ in de zin van de KWG vormt. Hierover zijn de meningen in DUI verdeeld. Hij ziet zich dan ook genoodzaakt daarover een vraag aan het HvJEU voor te leggen omdat de uitleg van de DUI bepaling afhankelijk is van uitleg van het betreffende artikel in RL 2004/39:
“Is het ontvangen en doorgeven van een order die vermogensbeheer als inhoud heeft (artikel 4, lid 1, punt 9, MiFID), een beleggingsdienst in de zin van artikel 4, lid 1, punt 2, eerste volzin, juncto bijlage I, deel A, punt 1, MiFID?”
Specifiek beleidsterrein: FIN

Gerelateerde documenten