C-68/18 Petrotel-Lukoil
Prejudiciële hofzaak Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 3 april 2018 Schriftelijke opmerkingen: 15 mei 2018 Trefwoorden: belasting van energieproducten (accijns) ; beginsel van vervangbaarheid; beginsel van evenredigheid Onderwerp: - Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 inzake de herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (hierna: richtlijn 2003/96/EG). Feiten: Verzoekster was het onderwerp van een belastingcontrole die betrekking had op de periode 01.01.2009-31.12.2011. De controle was gericht op twee punten. Het eerste punt betrof de wijze waarop verzoekster de belasting had berekend, aangegeven en gestort voor drie energieproducten, namelijk stookolie 40/42S, gasolie CC en stookolie halffabricaat. Het tweede punt betrof de wijze waarop verzoekster partij de belasting heeft berekend die behoort bij het product raffinagerestgas. Wat het eerste punt betreft heeft verzoekster voor de aan controle onderhevige producten de bij stookolie behorende belasting berekend, aangegeven en gestort. Voor stookolie 40/42S en gasolie CC had verzoekster van de nationale autoriteiten twee beschikkingen verkregen waarin is bepaald dat de twee producten gelijkwaardig zijn aan stookolie en dus onderworpen zijn aan hetzelfde tarief. Voor stookolie halffabricaat had verzoekster geen stappen ondernomen voor de gelijkstelling ervan met stookolie, maar wel stappen voor het verkrijgen van de tariefindeling van stookolie halffabricaat. Aangezien verzoekster niet aan de bevoegde autoriteiten had verzocht te bepalen dat de accijns voor stookolie halffabricaat gelijkgesteld zou worden aan die voor een gelijkwaardig product, hebben de inspectieautoriteiten aanvullende accijns opgelegd. Na dit besluit heeft verzoekster deze gelijkstelling aangevraagd en dit verzoek is ingewilligd bij besluit van 27.03.2015. Het tweede punt van de controle betrof de accijns over de levering van raffinagerestgas. De belastinginspecteurs hebben geconstateerd dat verzoekster niet in aanmerking kwam voor directe of indirecte vrijstelling van belasting, waardoor de verzoeken tot teruggave van de accijns niet gerechtvaardigd werden geacht. Ook hebben de belastinginspecteurs geoordeeld dat de hoogte van deze accijns foutief is vastgesteld en te laag is uitgekomen. In het belastingbesluit is daarom bepaald dat verzoekster aanvullende accijns dient te betalen. Verzoekster heeft bij de verwijzende rechter nietigverklaring van dit besluit gevorderd. Verzoekster betoogt dat, gelet op artikel 21 lid 3 van richtlijn 2003/96/EG, het eigen verbruik van stookolie geen belastbaar feit is. De benadering van de nationale wetgever zou ingaan tegen zowel de algemene strekking en het doel van richtlijn 2003/96/EG als tegen het beginsel van de vervangbaarheid bedoeld in artikel 2, lid 3, van genoemde richtlijn. Artikel 2, lid 3, j. artikel 5 en artikel 21 lid 1 van richtlijn 2003/96/EG zouden onjuist zijn uitgelegd en toegepast. Bovendien zou, door er geen rekening mee te houden dat stookolie halffabricaat na de controle is gelijkgesteld aan stookolie, het evenredigheidsbeginsel zijn geschonden. Overweging: De verwijzende rechter (Curtea de Apel de Bucuresti) overweegt dat het feit dat verweerders er in het bestreden besluit geen rekening mee hebben gehouden dat stookolie halffabricaat later is gelijkgesteld met stookolie, strijdig zou zijn met het evenredigheidsbeginsel. Er bestaat geen rechtspraak van het Hof ter ondersteuning van de in casu gebezigde fiscale benadering. Prejudiciële vragen: 1. Staan de bepalingen van artikel 21, [lid] 3, van richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 inzake de herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit in de weg aan artikel 175, van kracht tot en met 31 maart 2010, van de Codul fiscal – Legea nr. 571/2003 (belastingwetboek – wet nr. 571/2003), aan artikel 20616, van kracht met ingang van 1 april 2010, van de Codul fiscal – Legea nr. 571/2003, alsmede aan de daaropvolgende wet- en regelgeving? 2. Staan de bepalingen van artikel 2, [lid] 3, van richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 inzake de herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit in de weg aan artikel 175, van kracht tot en met 31 maart 2010, van de Codul fiscal – Legea nr. 571/2003, aan artikel 20616, van kracht met ingang van 1 april 2010, van de Codul fiscal – Legea nr. 571/2003, alsmede aan de daaropvolgende wet- en regelgeving? 3. Staat het evenredigheidsbeginsel eraan in de weg dat de Staat er geen rekening mee houdt dat de onderneming na de belastingcontrole toch gelijkstelling heeft verkregen van „stookolie halffabricaat” met „stookolie”, en dat de accijns die oorspronkelijk voor „gasolie” werd berekend in het kader van het onderzoek van het door de belastingplichtige/het bedrijf gemaakte bezwaar wordt gehandhaafd? Specifiek beleidsterrein: FIN-fisc