C-680/13 Condor Flugdienst
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 14 februari 2014 (Concept-) schriftelijke opmerkingen: 28 februari 2014 Schriftelijke opmerkingen: 31 maart 2014 Trefwoorden: luchtvaart; compensatie luchtreizigers
Onderwerp Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (Pb 2004, L 46, blz. 1)
Verweerder A. Plakolm boekt bij verzoekster voor hemzelf en zijn echtgenote voor 24 oktober 2011 een directe vlucht van Hamburg/DUI naar Larnaca/CYP. De vlucht wordt echter uitgevoerd door een subcharter van Air Via, met een (geplande) tussenlanding in Bourgas/BUL, op een twee uur latere vertrektijd en aankomst met een uur en42 minuten vertraging. Verweerder vordert twee maal € 400 schadevergoeding bij verzoekster, maar die weigert betaling. In december 2012 komt de zaak voor de rechter en die wijst de vordering toe omdat sprake zou zijn van annulering. De oorspronkelijk geboekte vlucht is immers niet uitgevoerd. Verzoekster stelt dat de overeenkomst niet verplichtte tot direct vervoer. Een directe vlucht is geen ‘non-stop’-vlucht maar een vlucht waarbij wel een tussenlanding kan plaatsvinden maar de passagiers niet hoeven over te stappen. Verweerder geeft nog aan dat volgens de handgeschreven aanvulling op de bevestiging door het reisbureau de aankomsttijd om 11 uur plaatselijke tijd was gepland. Verzoekster gaat in beroep.
De verwijzende DUI rechter (Landgericht Frankfurt/M) die het beroep behandelt oordeelt echter dat de vluchtplanning van verzoekster gebaseerd is op wereldtijd. De uiteindelijke aankomsttijd (11.20 uur) geeft dan ook geen recht op compensatie; het tijdverschil bedroeg toen drie uur. Een door een reisbureau genoteerde voorziene aankomsttijd is niet beslissend. Hij oordeelt eveneens dat geen sprake is van annulering in de zin van artikel 5, lid 1, sub c-iii van Vo. 261/2004. Hij vraagt zich wel af of sprake is van annulering in de zin van artikel 2, sub l, en stelt het HvJEU dan ook de volgende vraag: “Moet het in artikel 2, sub l, van verordening nr. 261/2004 gedefinieerde begrip annulering aldus worden uitgelegd dat het in een situatie als in het hoofdgeding ook het geval betreft waarin de vlucht weliswaar aanving onder het oorspronkelijke vluchtnummer, maar niet zoals oorspronkelijk gepland als non-stopvlucht, maar met een vóór het vertrek geplande tussenlanding is uitgevoerd, alsook met een ander vliegtuig en een andere luchtvaartmaatschappij per subcharter?”
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-402/07 en C-432/07 Sturgeaon ea; C-83/10 Rodriguez Specifiek beleidsterrein: IenM, mede EZ