C-680/15 en C-681/15 Asklepios Kliniken ea

Contentverzamelaar

C-680/15 en C-681/15 Asklepios Kliniken ea

Gevoegde prejudiciële hofzaken

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraken
Klik hier op  C-680/15 en C-681/15 voor de volledige dossiers van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   11 februari 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       28 februari 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   28 maart 2016
Trefwoorden: overgang van ondernemingen; handvest grondrechten (vrijheid ondernemerschap)

Onderwerp
- Handvest grondrechten artikel 16 (vrijheid ondernemerschap)
- Richtlijn 77/187/EEG van de Raad van 14 februari 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan;
- Richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen.

In deze gevoegde zaken zijn de feiten en vragen dezelfde. Verzoekster is het overkoepelende concern van de ziekenhuizen waar belanghebbende in C-680/15 Ivan Felja en in C-681/15 Vittoria Graf werkzaam zijn. Felja is tuinman sinds 1978 bij een ziekenhuis dat in 1995 wordt geprivatiseerd. In 1997 wordt het onderdeel waar hij werkzaam is afgestoten naar een facilitaire dienst (KLS FM). Omdat die dienst geen lid is van een werkgeversorganisatie is met Felja afgesproken dat zijn arbeidsverhouding onder de voor de openbare dienst afgesloten cao blijft vallen en wijzigingen daarop op hem van toepassing zijn. KLS FM wordt vervolgens onderdeel van verzoekster en per 01-07-2008 gaat het onderdeel waar Felja werkzaam is over naar een andere vennootschap van verzoekster, evenmin lid van een werkgeversorganisatie en geen cao. Felja vraagt de rechter vast te stellen dat op zijn arbeidsverhouding de eerder overeengekomen voorwaarden (dynamisch) van toepassing blijven. Verzoekster stelt dat de in het DUI recht vastgestelde rechtsgevolgen van een dynamische toepassing van de in de arbeidsovereenkomst in aanmerking genomen cao’s in strijd zijn met RL 2001/23 en met artikel 16 Handvest. Deze cao’s dienen volgens haar louter statisch op de overgegane arbeidsverhouding van verzoeker te worden toegepast. De rechter stelt Felja in het gelijk.

De verwijzende DUI rechter (Bundesarbeitsgericht) stelt vast dat partijen in het hoofdgeding het oneens zijn of bij een overgang van een onderneming ook een overeenkomst tussen vervreemder en werknemer, die bepaalt dat de regelingen van een welbepaalde cao in hun respectievelijke (dynamische) versie inhoud van de arbeidsovereenkomst zijn, in onveranderde vorm overgaat op de arbeidsverhouding tussen de werknemer en de verkrijger van de onderneming. Hij wijst op arrest C-426/11 – de verkrijger heeft niet de mogelijkheid gehad om deel te nemen aan onderhandelingen over een cao zodat hij niet gebonden kan worden. Dat zou een inbreuk op zijn vrije ondernemerschap zijn. In een eerder arrest (C-396/07) heeft het HvJEU geoordeeld dat er sprake moet zijn van overeenstemming met de wil van de partijen bij de cao. Het gaat hier echter om een individuele arbeidsovereenkomst waarbij komt dat de vervreemdende concernonderneming geen deel uitmaakt van de openbaredienstensector. Bijgevolg viel de arbeidsverhouding noch voor, noch na de overgang van de onderneming onder de werkingssfeer van de in aanmerking genomen cao.
Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU
I. 1) Staat artikel 3 van richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 in de weg aan een nationale regeling die bepaalt dat bij een overgang van een onderneming of vestiging, alle tussen de vervreemder en de werknemer autonoom en individueel in de arbeidsovereenkomst afgesproken arbeidsvoorwaarden onveranderd op de verkrijger overgaan alsof hij deze zelf in een individuele overeenkomst met de werknemer zou hebben afgesproken, wanneer het nationale recht zowel in consensuele als in éénzijdige aanpassingsmogelijkheden voor de verkrijger voorziet?
2) Indien de eerste vraag volledig of voor een bepaalde categorie individueel afgesproken arbeidsvoorwaarden uit de arbeidsovereenkomst tussen vervreemder en werknemer bevestigend wordt beantwoord:
Volgt uit de toepassing van artikel 3 van richtlijn 2001/23/EG dat bepaalde autonoom tussen vervreemder en werknemer afgesproken arbeidsvoorwaarden van de onveranderde overgang naar de verkrijger moeten worden uitgesloten, en louter op grond van de overgang van onderneming of vestiging moeten worden aangepast?
3) Wanneer volgens de antwoorden van het Hof van Justitie op de eerste en tweede vraag, een in een individuele overeenkomst overeengekomen verwijzing, op grond waarvan bepaalde regelingen uit een collectieve overeenkomst op dynamische manier autonoom tot inhoud van de arbeidsovereenkomst worden gemaakt, niet in onveranderde vorm overgaat op de verkrijger:
a) Geldt dit ook dan wanneer noch de vervreemder noch de verkrijger partij zijn bij een collectieve arbeidsovereenkomst of lid zijn van een dergelijke partij, dus wanneer de regelingen uit de collectieve overeenkomst reeds vóór de overgang van de onderneming of vestiging geen toepassing zouden hebben gevonden op de arbeidsovereenkomst met de vervreemder wanneer geen verwijzingsclausule was afgesproken in de autonome arbeidsovereenkomst?
b) Zo ja: Is dat ook het geval wanneer vervreemder en verkrijger ondernemingen van hetzelfde concern zijn?
II. Staat artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in de weg aan een ter omzetting van richtlijn 77/187/EEG of 2001/23/EG vastgestelde nationale regeling, die voorschrijft dat bij een overgang van een onderneming of vestiging de verkrijger ook aan de door de vervreemder met de werknemer vóór de overgang autonoom en individueel overeengekomen arbeidsovereenkomstvoorwaarden is gebonden alsof hij deze zelf zou zijn overeengekomen, wanneer deze voorwaarden bepaalde regelingen van een collectieve overeenkomst die anders niet van toepassing zou zijn op deze arbeidsverhouding, op dynamische wijze opnemen in de inhoud van de arbeidsovereenkomst, voor zover het nationale recht zowel in consensuele als in éénzijdige aanpassingsmogelijkheden voor de verkrijger voorziet?
Aangehaalde jurisprudentie: C-396/07 Juuri; C-426/11 Alemo-Herron e.a.
Specifiek beleidsterrein: SZW en VenJ

Gerelateerde documenten