C-680/21 Royal Antwerp Football Club

Contentverzamelaar

C-680/21 Royal Antwerp Football Club

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    5 januari 2022
Schriftelijke opmerkingen:                    22 februari 2022

Trefwoorden : wedstrijden, spelers, bondsreglement, UEFA

Onderwerp :  Artikelen 45 en 101 VWEU

Feiten:

De UEFA is een vereniging naar Zwitsers recht die de verschillende nationale voetbalbonden van Europa, waaronder de KBVB voor België, als leden heeft en die zich tot taak heeft gesteld het voetbal in Europa te reguleren en te organiseren. Op 02-02-2005 besloot het uitvoerend comité van de UEFA om een regel vast te stellen die bepaalt dat de clubs die aan de UEFA-competities voor clubteams deelnemen, maximaal 25 spelers mogen inschrijven, van wie een minimumaantal lokaal opgeleide spelers (Home-grown Players/HGP) moeten zijn. „Home-grown players” worden door de UEFA omschreven als spelers die, ongeacht hun nationaliteit, in de leeftijd tussen 15 en 21 jaar gedurende minstens drie jaar zijn opgeleid door hun club of door een andere club die bij dezelfde nationale bond is aangesloten. In 2011 heeft de KBVB bepalingen in zijn reglement opgenomen die rechtstreeks geïnspireerd zijn op de zogenoemde „home-grown players”-regel, die Belgische clubs verplicht om een bepaald aantal lokaal opgeleide spelers te hebben. UL, een profvoetballer is van mening dat de door de UEFA en de KBVB vastgestelde „home-grown players” -regels ertoe strekken en tot gevolg hebben dat zijn contractering door een Belgische profvoetbalclub wordt bemoeilijkt en dat zijn kans om op het wedstrijdblad te worden ingeschreven en om daadwerkelijk te worden opgesteld, kleiner wordt. De KBVB stelt daarentegen dat de door zowel de UEFA als de KBVB vastgestelde „home-grown players”-regels in overeenstemming zijn met de artikelen 45 en 101 VWEU.

Overweging:

In casu is het onbetwist en onbetwistbaar dat de artikelen 45 en 101 VWEU dwingende normen dan wel normen van openbare orde zijn. De aan de rechtbank overgelegde gegevens, en met name de in 2013 voor de Europese Commissie uitgevoerde studie, rechtvaardigen dat het Hof wordt verzocht om een prejudiciële beslissing over de gevolgen van de artikelen 45 en 101 VWEU voor de „home-grown players”- regels die door de UEFA, de bij de UEFA aangesloten bonden en de KBVB zijn vastgelegd.

Prejudiciële vragen:

1. Moet artikel 101 VWEU aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen het plan met betrekking tot ,HGP’, dat op 2 februari 2005 door het uitvoerend comité van de UEFA is vastgesteld, dat op het congres van Tallinn van 21 april 2005 is goedgekeurd door de 52 bij de UEFA aangesloten bonden en dat is uitgevoerd door middel van reglementen die zijn vastgesteld door zowel de UEFA als de bij de UEFA aangesloten federaties?”

2. Moeten de artikelen 45 en 101 VWEU aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen de toepassing van de regels voor het inschrijven op het wedstrijdformulier en het opstellen van lokaal opgeleide spelers, die formeel zijn vastgesteld in de artikelen P335.11 en P.1422 van het bondsreglement van de KBVB en die zijn overgenomen in artikel B4.1[12] van Titel 4 en artikel B6.109 van Titel 6 van het nieuwe reglement van de KBVB?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: (C-265/03)

Specifiek beleidsterrein: VWS