C-683/23

Contentverzamelaar

C-683/23

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak , en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    3 januari 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    20 februari 2024

Trefwoorden: persoonsgegevens

Onderwerp:

-             Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie: artikelen 1, 7, 8, en 52;

-             Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artikel 7 en 24;

-             Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens: artikel 6.

Feiten:

Verzoekende partij En en verwerende partij El hebben in de periode van medio 2017 tot eind november 2019 een relatie gehad. In 2017 hebben zij een dochter genaamd gekregen. Na hun breuk heeft de rechter in eerste aanleg op 16 juni 2020 besloten het ouderlijk gezag aan beide ouders toe te wijzen. Na een strafrechtelijk onderzoek naar een poging tot doodslag op hun dochter heeft de onderzoeksrechter het voogdij toegewezen aan El, en een verbod aan En opgelegd om El en hun dochter te benaderen. En heeft een verzoek ingediend tot benoeming van een ouderschapscoördinator. De ouderschapscoördinator heeft toegang tot identificatiegegevens die het gezin in het kader van familierechtelijke procedure aan het gerecht heeft verstrekt.  El verzet zich tegen het door En ingediende verzoek tot benoeming van een ouderschapscoördinator, waarbij hij betoogt dat dat verzoek ongegrond is.

Overweging:

In Spaans recht wordt bepaald dat persoonsgegevens kunnen worden doorgegeven voor doeleinden die rechtstreeks verband houden met de legitieme taken van de doorgever en de ontvanger, indien dat in onderling overleg gebeurt en de doorgifte wettelijk is toegestaan. De verwijzende rechter is van mening dat het doorgeven van de gegevens aan de ouderschapscoördinator zonder het belang van het kind te beoordelen of het kind vooraf te horen, mogelijk een inbreuk op artikel 6, lid 4, van verordening 2016/679, gelezen in samenhang met artikel 24 van het Handvest. Tevens is de verwijzende rechter van mening dat door de rechter aan ouders opgelegde betaling van de vergoedingen voor de ouderschapscoördinator, ook wanneer aan hen kosteloze rechtsbijstand is toegekend, strijd oplevert met het in artikel 47 van het Handvest neergelegde recht op een doeltreffende voorziening in rechte kunnen schenden.

Prejudiciële vragen:

1. Levert de omstandigheid dat de rechter zonder wettelijke of bestuursrechtelijke grond de persoonsgegevens van de partijen en van kinderen en adolescenten doorgeeft aan de ouderschapscoördinator en toegang verleent tot de op die personen betrekking hebbende persoonsgegevens die zijn verwerkt in bestanden van derden (waaronder ook gezondheidsgegevens), schending op van artikel 6, lid 4, van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016?

2. Indien de rechter de persoonsgegevens van de partijen en van kinderen en adolescenten mag doorgeven, levert de doorgifte van die gegevens door de rechter aan de ouderschapscoördinator dan schending op van artikel 16 VWEU en de artikelen 7 (eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven), 8 (bescherming van persoonsgegevens) en 52 (reikwijdte en uitlegging van de gewaarborgde rechten en beginselen) van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie?

3. Verdraagt de doorgifte van gegevens aan de ouderschapscoördinator zonder eerst het kind daarover te horen en zonder de belangen van het kind te beoordelen, zich met artikel 6, lid 4, van verordening 2016/679, gelezen in samenhang met artikel 24 van het Handvest?

4. Is de omstandigheid dat gegevens van het kind worden doorgegeven aan de ouderschapscoördinator opdat deze besluiten over de uitoefening van het ouderlijk gezag en/of de voogdij en/of de omgangsregeling kan nemen wanneer er sprake is van een geweldssituatie, in strijd met artikel 48, lid 1, van het Verdrag van Istanbul, dat het gebruik van verplichte alternatieve geschillenbeslechting verbiedt, gelezen in samenhang met de artikelen 7 en 24 van het Handvest?

5. Is er, in het geval dat de rechter de persoonsgegevens van de partijen mag doorgeven en de partijen als gevolg van die doorgifte verplicht zijn – ook al hebben zij recht op kosteloze rechtsbijstand – om het honorarium van de ouderschapscoördinator te betalen omdat dit door de rechter zo is opgelegd, dan sprake van schending van artikel 47 van het Handvest (recht op een doeltreffende voorziening in rechte)?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: BZK