C-687/23 Banco Santander
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak , en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 26 januari 2024 Schriftelijke opmerkingen: 12 maart 2024
Trefwoorden: banken, afwikkelingsmaatregelen
Onderwerp:
- Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen: artikel 34, lid 1, onder a) en b);
- Richtlijn 2014/59/EU betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen: artikel 53, leden 1 en 3 en artikel 60, lid 2, onder a), b) en c).
Feiten:
Banco Popular Español (hierna: Banco Popular) heeft converteerbare obligaties met een looptijd van langer dan vijf jaar uitgegeven. Op 3 oktober 2009 heeft verzoekende partij D.E. in zijn hoedanigheid als enige bestuurder van de vennootschap Lera Blava (hierna: vennootschap), zich ingeschreven op 15 van de converteerbare obligaties. Deze werden in 2015 omgezet naar aandelen van Banco Popular, waarvan D.E. eigenaar werd. In 2016 heeft D.E. een vordering tot nietigverklaring verzocht over de verworven obligaties en een vordering tot schadevergoeding ingesteld. De verzoeken werden afgewezen en uiteindelijk gaat hij in cassatie. In 2017 is besloten tot een afwikkelingsinstrument waarbij Banco Popular verkocht werd. Banco Santander, verwerende partij, verwierf deze aandelen. Het Spaanse fonds voor de ordelijke herstructurering voor de bankensector besloot om de bestaande aandelenkapitaal van Banco Popular te verlagen tot nul euro, waarbij op dat moment D.E. ophield eigenaar te zijn van de aandelen, zonder hiervoor een tegenprestatie te ontvangen. In 2018 werd Banco Santander de universele rechtsopvolger van Banco Popular.
Overweging:
De vraag is of Banco Santandar, als universele rechtsopvolger van Banco Popular, vrij is van verplichtingen met betrekking tot een mogelijke nietigverklaring van inschrijving op bepaalde converteerbare achtergestelde obligaties en de terugbetaling van het oorspronkelijk betaalde bedrag. Het is de verwijzende rechter niet duidelijk of de situatie onder artikel 53, lid 3, van richtlijn 2014/59 valt, omdat de obligaties al waren omgezet in aandelen voordat de afwikkelingsmaatregelen voor Banco Popular werden vastgesteld.
Prejudiciële vragen:
Moeten artikel 34, lid 1, onder a) en b), en artikel 53, leden 1 en 3, juncto artikel 60, lid 2, eerste alinea, onder b) en c), van richtlijn 2014/59/EU aldus worden uitgelegd dat de vordering die of het recht dat zou voortvloeien uit een veroordeling van de rechtsopvolger van Banco Popular tot betaling van schadevergoeding naar aanleiding van een aansprakelijkheidsvordering die is ingesteld in verband met het op de markt brengen van financiële producten (achtergestelde obligaties die verplicht converteerbaar zijn in aandelen van dezelfde bank) die niet behoren tot de aanvullend-kapitaalinstrumenten waarop de ten aanzien van Banco Popular getroffen afwikkelingsmaatregelen betrekking hadden en die uiteindelijk – voordat de afwikkelingsmaatregelen voor de bank werden vastgesteld (7 juni 2017) – zijn omgezet in aandelen, kan worden aangemerkt als een verplichting die valt onder artikel 53, lid 3, van richtlijn 2014/59 en de daarin geregelde afschrijving of annulering, daar het gaat om een ‘niet vorderbare’ verplichting of vordering, zodat deze als voldaan is te beschouwen en niet kan worden tegengeworpen aan Banco Santander, als rechtsopvolger van Banco Popular, wanneer de vordering waaruit de veroordeling tot schadevergoeding zou voortvloeien aanhangig is gemaakt voordat de afwikkeling van de bank had plaatsgevonden?
Of moeten die bepalingen daarentegen aldus worden uitgelegd dat die vordering of dat recht is aan te merken als een ‘vorderbare verplichting of vordering (artikel 53, lid 3, van de richtlijn) of een bij de afwikkeling van de bank ‘reeds te betalen verplichting (artikel 60, lid 2, eerste alinea, onder b) en als zodanig is uitgesloten van de gevolgen die verbonden zijn aan de voldoening of annulering van dergelijke verplichtingen of vorderingen, zodat die vordering of dat recht kan worden tegengeworpen aan Banco Santander, als rechtsopvolger van Banco Popular, ook wanneer de vordering waaruit de veroordeling tot schadevergoeding zou voortvloeien aanhangig is gemaakt voordat de afwikkeling van de bank had plaatsgevonden?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-410/20 Banco Santander
Specifiek beleidsterrein: FIN; JenV