C-689/13 PFE

Contentverzamelaar

C-689/13 PFE

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   19 februari 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   4 maart 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   4 april 2014
Trefwoorden: openbare aanbestedingen; (gerechtelijke) procedure

Onderwerp
Richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken, zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007.

Airgest, de onderneming die de (civiele) luchthaven van Trapani-Birgi/ITA beheert, schrijft een openbare aanbesteding uit voor schoonmaakdiensten op de luchthaven. Verzoekster schrijft in maar krijgt de opdracht niet. Verzoekster gaat in beroep en verzoekt om nietigverklaring van de toelating tot de procedure van het winnende bedrijf (ATI). Ook GSA gaat in (incidenteel) beroep; zij maakt onderdeel uit van de (winnende) tijdelijke joint venture die ATI vormt en zij vraagt vernietiging van alle handelingen betreffende de toelating van verzoekster.
De regionale administratieve rechtbank (TAR Palermo) wijst beide beroepen toe en gaat daarmee in tegen een eerdere bindende aanbeveling van de ITA RvS, namelijk zich te houden aan het beginsel rechtens dat in procedures in eerste aanleg waarin een principaal én een incidenteel beroep zijn ingesteld, de betrokken TAR het incidentele beroep eerst dient te onderzoeken en, indien dit beroep gegrond is, moet vaststellen dat geen uitspraak meer hoeft te worden gedaan over het principale beroep, zonder dat laatstgenoemd beroep ten gronde hoeft te worden onderzocht (aangezien het rechtens geen doel meer dient, daar het incidentele beroep is toegewezen).

De verwijzende ITA rechter (TAR te Palermo) stelt vast dat onderhavige zaak niet geheel te vergelijken is met de zaak C-100/12 Fastweb waarin het Hof al uitspraak heeft gedaan over verenigbaarheid met EU-recht van de hierboven bedoelde wijze van besluitvorming (de bindende aanbeveling door de RvS). Hij legt het HvJEU dan ook de op pagina twee en drie van de verwijzingsbeschikking opgestelde vragen voor. Daar die tekst te lang is om hier te worden opgenomen verwijs ik u graag naar de beschikking.

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-100/12 Fastweb
Specifiek beleidsterrein: EZ, mede VenJ

Gerelateerde documenten