C-695/15 PPU Mirza

Contentverzamelaar

C-695/15 PPU Mirza

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   26 januari 2016
Mondelinge behandeling:                     (gepland op) 22 februari 2016 om 15.30 uur
Trefwoorden: Dublin III; veilig derde land

Onderwerp
- Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend;
- Richtlijn 2013/32 Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming

Verzoeker is Pakistaan en zit vast in een ‘beveiligd’ HON asielzoekerscentrum. Hij is HON ingereisd vanuit Servië in augustus 2015, zonder documenten en zonder een officiële grenspost te zijn gepasseerd. Hij vraagt in HON asiel op 07-08-2015, maar zijn reisdoel is OOS. Tijdens de procedure verdwijnt hij met onbekende bestemming. De procedure wordt dan 09-10-2015 op basis van RL 2013/32 gesloten. Omdat verzoeker op de verkeerde trein stapt belandt hij in TSJ, vanwaaruit de TSJaut hem op grond van Vo. 604/2013 terugsturen naar HON. Op 02-11-2015 dient verzoeker aldaar een nieuw asielverzoek in. Sindsdien verblijft hij in retentie. Aangezien verzoeker niet kan aantonen dat Servië (volgens HONaut een veilig derde land) een onveilig land is wordt zijn verzoek 19-11-2015 niet-ontvankelijk verklaard. Verzoeker gaat in beroep tegen die beslissing omdat hij in een opvangkamp in Servië slecht behandeld is (geen voedsel, geslagen door politie) en er geen gelegenheid is geboden tot registratie van een asielverzoek.

De verwijzende HON rechter (Rb Debrecen) onderstreept dat HON de asielprocedure heeft heropend na sluiting wegens verzoekers ‘vlucht’. Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU die, zo heeft het HvJ inmiddels beslist, in een spoedprocedure zullen worden behandeld. 
1) Faut-il interpréter l’article 3, paragraphe 3, du règlement (UE) n° 604/2013 du Parlement européen et du Conseil, du 26 juin 2013, établissant les critères et mécanismes de détermination de l’État membre responsable de l’examen d’une demande de protection internationale introduite dans l’un des États membres par un ressortissant de pays tiers ou un apatride (ci-après le «règlement de Dublin III») en ce sens que
a) les États membres ne peuvent exercer le droit d’envoyer un demandeur vers un pays tiers sûr qu’avant la détermination de l’État membre responsable, ou qu’ils peuvent également l’exercer après cette détermination?
b) La réponse à la question qui précède est-elle différente dans le cas où l’État membre constate être l’État responsable non pas au moment où la demande est introduite pour la première fois auprès de ses autorités, conformément à l’article 7, paragraphe 2, du règlement de Dublin III et au chapitre III dudit règlement, mais où il accueille le demandeur en provenance d’un autre État membre à la suite d’une requête aux fins de son transfert ou de sa reprise en charge, en application des chapitres V et VI du règlement de Dublin III?
2) Si, d’après l’interprétation donnée par la Cour en réponse à la première question, le droit d’envoyer un demandeur vers un pays tiers sûr peut être exercé également après un transfert effectué en application de la procédure de Dublin:
l’article 3, paragraphe 3, du règlement de Dublin III peut-il être interprété en ce sens que les États membres peuvent exercer ce droit également dans le cas où l’État membre effectuant le transfert n’a pas, au cours de la procédure de Dublin, été informé de la réglementation nationale précise relative à l’exercice de ce droit, ou de la pratique appliquée par les autorités nationales?
3) L’article 18, paragraphe 2, du règlement de Dublin III peut-il être interprété en ce sens que, dans le cas d’un demandeur qui a été repris en charge en application de l’article 18[, paragraphe 1], sous c), dudit règlement, la procédure doit être poursuivie au stade où elle a été interrompue lors de la procédure précédente?
Specifiek beleidsterrein: VenJ/DMB