C-699/17 Allianz Vorsorgekasse

Contentverzamelaar

C-699/17 Allianz Vorsorgekasse

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:    07 februari 2018
Schriftelijke opmerkingen:                    24 maart 2018

Trefwoorden: aanbesteding; overheidsopdrachten

Onderwerp:
-           Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten;
-           VWEU, artikelen 49 en 56.

Feiten:

In het geding staan verzoekster (Allianz Vorsorgekasse AG) en de andere partijen in de procedure (vijf aanbestedende diensten en opdrachtnemer fair-finance Vorsorgekasse AG) tegenover elkaar. De aanbestedende diensten zijn als werkgever krachtens de wet inzake de sociale verzekering voor werknemers en zelfstandigen (hierna: BMSVG) verplicht om voor hun werknemers een bijdrage van 1,53% van hun maandloon aan een bedrijfsvoorzieningskas af te dragen met het oog op het beheer en de belegging van deze bijdragen. Hiertoe moet er tussen de bedrijfsvoorzieningskas en de aansluitende werkgever een aansluitingsovereenkomst worden afgesloten. Bij beëindiging van het dienstverband heeft de werknemer recht op een vergoeding van de bedrijfsvoorzieningskas. Tot het jaar 2016 bestond een dergelijke aansluitingsovereenkomst met verzoekster. In februari 2016 werd een procedure voor de selectie van een bedrijfsvoorzieningskas bekendgemaakt. Het doel van deze procedure was het sluiten van een aansluitingsovereenkomst en, in geval van een omschakeling naar een andere bedrijfsvoorzieningskas, de overdracht van ontslagvergoedingsrechten (als startdatum was 01.01.2017 voorzien). In de loop van de procedure verklaarden de aanbestedende diensten voornemens te zijn de opdracht aan fair-finance AG te gunnen. Op 08.07.2016 werd de procedure door de aanbestedende diensten herroepen aangezien zij op 29.06.2016 reeds een aansluitingsovereenkomst met fair-finance AG hadden gesloten en op 30.06.2016 de bestaande aansluitingsovereenkomsten met verzoekster hadden opgezegd met ingang van 31.12.2016. Vervolgens heeft verzoekster verzocht vast te stellen dat de gunning van de opdracht aan de opdrachtnemer onrechtmatig was, aangezien de sluiting van het betrokken contract aan de federale wet van 2006 inzake het plaatsen van overheidsopdrachten (hierna: BVergG 2006) onderworpen was en de opdracht dus niet buiten de gunningsprocedure gegund had mogen worden. De opdrachtnemer en de aanbestedende diensten menen daarentegen dat de BVergG 2006 niet van toepassing is op de onderhavige opdrachtverlening. Bij besluit van 14.09.2016 heeft het Bundesverwaltungsgericht het verzoek van verzoekster afgewezen. Tegen dit besluit heeft verzoekster beroep tot Revision ingesteld.

Overweging:

Anders dan in C-271/08, berust de keuze van de bedrijfsvoorzieningskas in het onderhavige geval weliswaar niet op een collectieve overeenkomst, maar volgens §9 BMSVG dient deze keuze wel op basis van een afdwingbaar bedrijfsakkoord te worden gemaakt. Dit bedrijfsakkoord dient tussen de werkgever in zijn hoedanigheid van ondernemingshoofd en de ondernemingsraad te worden gesloten. Het staat de aanbestedende dienst vrij om voorzorgsmaatregelen te nemen voor het geval dat er geen akkoord met de ondernemingsraad kan worden bereikt, bijvoorbeeld door een mogelijkheid tot herroeping of een contractueel recht van opzegging te voorzien. Het is duidelijk dat het volgen van een procedure waarbij rekening wordt gehouden met de rechten van de werknemers of hun vertegenwoordiging, niet steeds kan leiden tot het sluiten van een overeenkomst met de als beste inschrijver geïdentificeerde onderneming, maar dat er voor de sluiting van een overeenkomst nog aan andere, buiten het aanbestedingsrecht vallende voorwaarden moet zijn voldaan. Derhalve rijst de vraag of in een situatie als de onderhavige sprake is van een aankoop van diensten van een ondernemer die, zoals bedoeld in artikel 1(2) van richtlijn 2014/24/EU, door de aanbestedende dienst is gekozen.

Prejudiciële vragen:

Zijn de bepalingen van richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten respectievelijk de artikelen 49 en 56 VWEU en de grondbeginselen van gelijke behandeling, non-discriminatie en transparantie die daaruit voortvloeien voor het plaatsen van overheidsopdrachten, van toepassing op de sluiting van contracten tussen aanbestedende diensten en bedrijfsvoorzieningskassen betreffende het beheer en de belegging van bijdragen voor de ontslagvergoeding wanneer voor de sluiting van het contract en de keuze van de bedrijfsvoorzieningskas de goedkeuring van de werknemers of van hun vertegenwoordiging vereist is en de aanbestedende dienst derhalve niet autonoom daartoe kan overgaan?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Commissie/Duitsland C-271/08; Borta C-298/15; Tecnoedi Construzioni C-318/15.

Specifiek beleidsterrein: EZK; BZK

Gerelateerde documenten