C-707/22 Minister van Infrastructuur en Waterstaat et Avrotros

Contentverzamelaar

C-707/22 Minister van Infrastructuur en Waterstaat et Avrotros

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    6 januari 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    23 februari 2023

Trefwoorden: luchtvaart, verordening voorvallen, Wob, openbaarmaking documenten

Onderwerp:

Verordening nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen nr. 1321/2007 en nr. 1330/2007 van de Commissie

Feiten:

Deze verwijzingsuitspraak borduurt voort op de verwijzingsuitspraak van de Afdeling van 29-06-2022, bij het Hof geregistreerd onder zaak nr. C-451/22. Naar aanleiding van een kritisch rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid doet nieuws- en actualiteitenprogramma EenVandaag van de publieke omroep AVROTROS onderzoek naar de veiligheid van het vliegverkeer op Schiphol. In het Wob-verzoek  heeft AVROTROS verzocht om de documenten die daarop betrekking hebben over de periode van 01-01-2017 tot 15-02-2018. De minister heeft naar aanleiding van dit verzoek een zoekslag verricht en veel documenten aangetroffen. De minister heeft een deel van de documenten openbaar gemaakt. Van 4.164 documenten heeft hij openbaarmaking (gedeeltelijk) geweigerd. Eén document (document 75.4) heeft de minister geweigerd openbaar te maken vanwege de lex specialis-werking van Verordening 376/2014 (de Verordening Voorvallen). Ook heeft de minister openbaarmaking van dit document geweigerd op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak van 30-09-2021 geoordeeld dat de drie besluiten op bezwaar van 05-11-2018, 07-05-2019 en 23-07-2019 ten aanzien van 22 documenten onvoldoende gemotiveerd waren. In overweging 22 van de tussenuitspraak overwoog de rechtbank over document 75.4 dat niet inzichtelijk was welke informatie volgens de minister onder de Verordening Voorvallen viel en welke onder artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob. De minister heeft tegen de tussenuitspraak en einduitspraak hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep van de minister, voor zover het document 75.4 betreft, houdt in dat de rechtbank volgens hem niet heeft onderkend dat op de desbetreffende 13 pagina’s artikel 15, eerste lid, van de Verordening Voorvallen van toepassing is. Dit betreft bijzondere regelgeving die op grond van artikel 2 van de Wob als lex specialis voorrang heeft.

Overweging:

In deze zaak is het de vraag wat onder “bijzonderheden over voorvallen” als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Verordening Voorvallen moet worden verstaan. De Afdeling heeft kennis genomen van de nog geheime 13 pagina’s van document 75.4. De gelakte passages bestaan hoofdzakelijk uit titels, ondertitels en grafieken over incidenten op Schiphol. De titels en ondertitels van de grafieken zijn allemaal zeer algemeen van aard. Het gaat in de grafieken zelf veelal om totalen aan incidenten, uitgezet in de tijd, met vermoedelijk de bedoeling ontwikkelingen te analyseren. In de grafieken worden geen specifieke datums genoemd. Er worden ook geen persoonsgegevens in genoemd. Op pagina 3, 7 en 19 worden wel bedrijfsnamen uit de luchtvaartbranche genoemd. Uit de grafieken op pagina 3 en 7 kan worden afgeleid hoeveel incidenten per bedrijf in een jaar tijd zijn geregistreerd. Naar het voorlopig oordeel van de Afdeling zou de informatie in de grafieken als “geaggregeerde informatie” kunnen worden beschouwd. In het licht van de hiervoor genoemde inhoud van de gelakte passages ziet de Afdeling zich voor de vraag gesteld welke elementen uit geaggregeerde informatie van belang zijn voor het vaststellen of sprake is van bijzonderheden over voorvallen en hoe daarvoor een passende vertrouwelijkheid kan worden gewaarborgd. De Afdeling overweegt ten slotte dat in deze zaak mogelijk wordt geoordeeld dat artikel 15, eerste lid, van de Verordening Voorvallen in de weg staat aan de regeling in artikelen 7.1 en 7.2, van de Wet luchtvaart. In dat geval is het aan de Wob derogerende regime van de Wet luchtvaart niet toepasselijk en is het de vraag of de minister ten tijde van belang ten onrechte niet aan de Wob heeft getoetst. Het is dan ook de vraag of het de bevoegde nationale instantie toegestaan is om een algemene nationale regeling betreffende openbaarmaking toe te passen.

Prejudiciële vragen:

1a. Wat moet worden verstaan onder “bijzonderheden over voorvallen” en “passende vertrouwelijkheid” als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Verordening Voorvallen en in het licht van het in artikel 11 van het EU Handvest en artikel 10 van het EVRM neergelegde recht op vrijheid van meningsuiting en informatie?

1b. Valt geaggregeerde informatie onder "bijzonderheden over voorvallen" als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Verordening Voorvallen?

2a. Moet artikel 15, eerste lid, van de Verordening Voorvallen, in het licht van het in artikel 11 van het EU Handvest en artikel 10 van het EVRM neergelegde recht op vrijheid van meningsuiting en informatie, aldus worden uitgelegd dat het verenigbaar is met een nationale regel zoals aan de orde in het hoofdgeding op grond waarvan geen enkel gegeven ontvangen uit gemelde voorvallen openbaar mag worden gemaakt?

2b. Geldt dit ook voor geaggregeerde gegevens over gemelde voorvallen?

3. Indien vragen 2a en 2b ontkennend worden beantwoord: is het de bevoegde nationale instantie toegestaan om een algemene nationale regeling betreffende openbaarmaking toe te passen, op grond waarvan informatie niet verstrekt wordt, voor zover het verstrekken hiervan niet opweegt tegen de belangen gemoeid met bijvoorbeeld betrekkingen met andere staten en internationale organisaties, inspectie, controle en toezicht door bestuurlijke instanties, de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het voorkomen van onevenredige bevoordeling en benadeling van natuurlijke personen en

rechtspersonen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: RTL Nederland en RTL Nieuws (C-451/22)

Specifiek beleidsterrein: IenW, BZK