C-71/21 Sofiyska gradska prokuratura

Contentverzamelaar

C-71/21 Sofiyska gradska prokuratura

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     31 maart 2021
Schriftelijke opmerkingen:                     17 mei 2021

Trefwoorden : overlevering; Handvest;

Onderwerp :

-           Verdrag betreffende de Europese Unie;

-           Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

-           Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

-           Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen (hierna: Overleveringsovereenkomst);

Feiten:

KT heeft de Bulgaarse en de Amerikaanse nationaliteit en heeft een tijd land in Noorwegen gewoond met zijn voormalige partner. Ze hebben samen kinderen die gedurende die periode zijn geboren. Tegen KT is een strafzaak ingeleid in Noorwegen vanwege vermeende herhaaldelijke fraude ten nadele van het Noorse socialezekerheidsstelsel. Op 25-11-2019 is KT in Polen aangehouden op grond van de signalering in het Schengeninformatiesysteem door de Noorse autoriteiten. Het Noorse openbaar ministerie heeft vervolgens een aanhoudingsbevel (27-03-2019) uitgevaardigd op basis van de Overleveringsovereenkomst. De rechter in eerste aanleg Warschau heeft de overlevering van KT geweigerd. Een eventuele overlevering van KT aan de Noorse autoriteiten zou indruisen tegen artikel 8 EVRM, aangezien enerzijds de vroegere partner van KT een vrijheidsstraf uitzat, en anderzijds KT na zijn overlevering in voorlopige hechtenis zou moeten worden genomen. Als gevolg hiervan zouden de kinderen in een pleeggezin moeten worden geplaatst. Het openbaar ministerie heeft hierop beroep ingesteld, dat werd verworpen in tweede aanleg. Op 10-03-2020 werd KT bij zijn terugkeer in Bulgarije opnieuw aangehouden op grond van zijn signalering als gezochte persoon in het Schengeninformatiesysteem. Weer werd een aanhoudingsbevel uitgevaardigd door de Noorse autoriteiten (12-03-2020).

Overweging:

De verwijzende rechter is van opvatting dat voor de beslechting van het hoofdgeding uitlegging vereist is van de in de prejudiciële vragen aangevoerde Unierechtelijke bepalingen. Hij wenst te vernemen of die bepalingen zich verzetten tegen de tenuitvoerlegging van het aanhoudingsbevel van 12-03-2020 in het licht van de weigering van de tenuitvoerlegging van het aanhoudingsbevel van 27-03-2019, dat door dezelfde instantie tegen dezelfde persoon is uitgevaardigd met het oog op diens overlevering in het kader van dezelfde strafzaak.

Prejudiciële vragen:

1. Staan de bepalingen van artikel 1, leden 2 en 3, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen toe dat met het oog op strafvolging in dezelfde zaak een nieuw aanhoudingsbevel wordt uitgevaardigd tegen een persoon wiens overlevering door een lidstaat van de Europese Unie is geweigerd op grond van artikel 1, lid 3, van die overeenkomst junctis artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden?

2. Staan de bepalingen van artikel 1, lid 3, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen, artikel 21, lid 1, en artikel 67, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en artikel 6 en artikel 45, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie toe dat een lidstaat die wordt verzocht om tenuitvoerlegging van een aanhoudingsbevel in een geval waarin een andere lidstaat heeft geweigerd dezelfde persoon over te leveren met het oog op strafvervolging in dezelfde zaak, een nieuwe beslissing neemt nadat de gezochte persoon heeft gebruikgemaakt van zijn recht van vrij verkeer en zich van de staat waar de overlevering is geweigerd heeft begeven naar de staat waaraan het nieuwe aanhoudingsbevel is gericht?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Ruska Federacija, С -897/19 PPU; AY С - 268/17;.

Specifiek beleidsterrein: JenV

Gerelateerde documenten