C-716/22 Prefet du Gers et Institut national de la statistique et des etudes  economiques II  

Contentverzamelaar

C-716/22 Prefet du Gers et Institut national de la statistique et des etudes  economiques II  

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    31 januari 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    17 maart 2023

Trefwoorden: kiesrecht, Britse staatsburgers, Europese verkiezingen

Onderwerp: Besluit (EU) 2020/135 van de Raad van 30 januari 2020 betreffende de sluiting van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

Feiten:

Verzoekster, EP, is gehuwd met een Frans staatsburger en is al vele jaren woonachtig in Frankrijk. Zij heeft echter door haar huwelijk niet de Franse nationaliteit verkregen, aangezien zij al voormalig ambtenaar trouw heeft gezworen aan de Engelse koningin. Sinds 01-02-2020, de datum vanaf wanneer alle Unieverdragen niet langer van toepassing zijn op het VK, is EP geschrapt van de kiezerslijsten en heeft dus niet kunnen deelnemen aan de gemeenteraadsverkiezingen op 15-03-2020. Zij heeft in oktober 2020 verzocht om opnieuw te worden ingeschreven op de speciale kiezerslijst voor niet-Franse Unieburgers, maar dit verzoek is door de burgemeester van de gemeente Thoux afgewezen. EP heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarna de rechter het gehele dossier heeft overgedragen aan de griffie van het Hof. In zaak C-673/20 besloot het Hof dat alle Britten hun Unieburgerschap en dus hun kiesrecht bij de gemeenteraadsverkiezingen hebben verloren. Nadat de zaak terugkwam bij de tribunal judiciare d’Auch, heeft EP verzocht de behandeling ervan opnieuw te schorsen, waarbij zij het Hof een prejudiciële vraag stelt over de geldigheid van het terugtrekkingsakkoord die meer specifiek over de Europese verkiezingen gaat.  Zij betoogt dat het Hof in C-673/20 bewust geen uitspraak heeft gedaan over het kiesrecht van Britse expats bij de Europese verkiezingen, omdat daar een op zichzelf staande behandeling voor nodig is. Daarnaast betoogt zij ook nog dat het schrappen van haar naam van de verkiezingslijst bij de gemeenteraadsverkiezingen indruist tegen het EVRM.

Overweging:

De verwijzende rechter refereert aan de uitspraak van het EHRM in Matthews/Verenigd Koninkrijk en de uitspraak van het Hof in Spanje/Verenigd Koninkrijk. Gebruikmakend van de rechtscriteria die het Hof in dit laatste arrest opstelde, meent de verwijzende rechter dat de situatie van EP als volgt kan worden beoordeeld: EP heeft nog steeds nauwe banden met een lidstaat van de Unie, namelijk Frankrijk, maar zij heeft ingevolge het arrest van het Hof in C-673/20 en een Engelse wettelijke regel waardoor haar kiesrecht bij Britse verkiezingen is uitgesloten, thans geen enkel kiesrecht; haar menselijke waardigheid is sterk aangetast omdat haar het meest fundamentele recht voor de vrijheid van meningsuiting is ontnomen, hetgeen geheel niet in verhouding staat met het voornaamste doel van het terugtrekkingsakkoord; en de inbreuk op haar privé-, familie- en gezinsleven is onmiskenbaar, aangezien zij elk kiesrecht heeft verloren. Derhalve zou denkbaar zijn dat EP als Brits staatsburger die vele jaren ingezetene in Frankrijk is en daar rechtmatig het kiesrecht heeft uitgeoefend, ongestoord haar kiesrecht kan blijven genieten bij de Europese verkiezingen. Daarnaast oordeelt de verwijzende rechter dat, met inachtneming van het evenredigheidsvereiste uit artikel 5, lid 4, VEU en van EHRM jurisprudentie, de toepassing van de bepalingen van dit akkoord op het onderhavige geval van EP, die bovendien geen stemrecht heeft in het VK, op onevenredige wijze haar grondwettelijke recht om te stemmen aantast.

Prejudiciële vragen:

1°) Is besluit (EU) 2020/135 betreffende de sluiting van het [terugtrekkingsakkoord] gedeeltelijk ongeldig omdat dit akkoord de artikelen 1, 7, 11, 21, 39 en 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, artikel 6, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het evenredigheidsbeginsel van artikel 52 van datzelfde Handvest schendt, voor zover dit akkoord geen bepaling bevat om het kiesrecht voor de Europese verkiezingen te kunnen behouden voor de Britten die gebruik hebben gemaakt van hun recht van vrij verkeer en vrije vestiging in een andere lidstaat, ongeacht of deze lidstaat de dubbele nationaliteit toestaat, met name voor die Britten die, omdat zij al meer dan vijftien jaar op het grondgebied van een andere lidstaat verblijven, onderworpen zijn aan de wettelijke „15-jaarregel” (15 year rule) [van het Verenigd Koninkrijk], zodat hierdoor degenen die niet het recht hadden om zich – door te stemmen – te verzetten tegen het verlies van hun Unieburgerschap, en ook diegenen die aan de Britse kroon trouw hebben gezworen, nu elk kiesrecht is ontnomen?

2°) Moeten besluit 2020/135, het [terugtrekkingsakkoord], artikel 1 van de akte betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen, gehecht aan besluit 76/787/EGKS, EEG, Euratom van de Raad van 20 september 1976, het arrest van het Hof van 12 september 2006, Spanje/Verenigd Koninkrijk (C-145/04), de artikelen 1, 7, 11, 21, 39 en 41 van het Handvest van de grondrechten van de Unie, artikel 6, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, en het arrest van 9 juni 2022, Préfet du Gers (C-673/20) aldus worden uitgelegd dat op grond daarvan het actief en passief kiesrecht bij de Europese verkiezingen in een lidstaat is ontnomen aan voormalige Unieburgers die gebruik hebben gemaakt van hun recht van vrij verkeer en vrije vestiging op het grondgebied van de Europese Unie, en meer in het bijzonder voormalige Unieburgers die geen enkel kiesrecht meer hebben doordat hun privé-, familie- en gezinsleven zich al meer dan vijftien jaar op het grondgebied van de Unie afspeelt, en die zich niet hebben kunnen verzetten – door te stemmen – tegen de terugtrekking van hun lidstaat uit de Europese Unie, welke terugtrekking het verlies van hun Unieburgerschap heeft meegebracht?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Préfet du Gers en Institut national de la statistique et des études économiques (C-673/20), Spanje/Verenigd Koninkrijk (C-145/04), Verenigd Koninkrijk (EHRM, 24833/94), (EHRM, 19840/09), Italië (EHRM, 77924/01), Hongarije (EHRM, 38832/06)

Specifiek beleidsterrein: BZK, BZ