C-719/22 Openbaar Ministerie et Federale Overheidsdienst Financien
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 14 februari 2023 Schriftelijke opmerkingen: 31 maart 2023
Trefwoorden: antidumping; onderzoek; betrokken product;
Onderwerp:
• Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap;
• Verordening (EU) nr. 1071/2012 van de Commissie van 14 november 2012 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer, met schroefdraad, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Thailand;
• Uitvoeringsverordening (EU) nr. 430/2013 van de Raad van 13 mei 2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer, met schroefdraad, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Thailand en tot beëindiging van de procedure ten aanzien van Indonesië.
Feiten:
In februari 2012 heeft de Europese Commissie – na ontvangst van een klacht van een belangenorganisatie voor smeedbaar gietijzer – met een bericht in het EU-Publicatieblad (‘bericht van inleiding’) de inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer in de Unie van gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer, met schroefdraad, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, Thailand en Indonesië aangekondigd. De klacht en het bericht van inleiding hadden dus betrekking op smeedbaar gietijzer. In verordening 1071/2012 tot instelling van het voorlopige antidumpingrecht stond vermeld dat onder het begrip ‘smeedbaar gietijzer’ ook nodulair gietijzer valt. De toevoeging van nodulair gietijzer is het gevolg van een opmerking van een lidstaat nadat de Commissie onderzoek had gevoerd naar de beweerde dumping van hulpstukken van smeedbaar gietijzer. De Commissie heeft in het kader van het antidumping-onderzoek geen enkel onderzoek gedaan naar hulpstukken van nodulair gietijzer, en beschikte derhalve over geen enkel cijfermateriaal om te onderzoeken of de invoer van gegoten hulpstukken voor buisleidingen van nodulair gietijzer in de EU gedumpt werden, of die dumping schade veroorzaakte en of het in het belang van de EU was om die invoeren aan antidumpingmaatregelen te onderwerpen.
Overweging:
De verwijzende rechter vraagt zich af of de bevindingen van het antidumping-onderzoek dat uitsluitend gebeurde op basis van hulpstukken (fittings) voor buisleidingen van smeedbaar gietijzer zo maar kunnen worden doorgetrokken naar hulpstukken (fittings) voor buisleidingen van nodulair gietijzer. Uit verordening 1071/2012 blijkt namelijk niet dat de Europese Commissie voor de bepaling van de normale waarde, de uitvoerprijs, de vergelijking van de normale waarde en de uitvoerprijs en de berekening van de dumpingmarges over gegevens beschikte voor hulpstukken (fittings) voor buisleidingen van nodulair gietijzer. Daarnaast vraagt de verwijzende rechter zich af of de Commissie, zonder over de voormelde informatie te beschikken, op basis van de opmerking van een lidstaat op basis van de destijds geldende toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur dat het begrip "smeedbaar gietijzer" ook nodulair gietijzer omvat op geldige wijze tot enige bevinding inzake dumping en schade kon komen betreffende gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen van nodulair gietijzer.
Prejudiciële vragen:
Schenden de verordeningen (EU) nr. 1071/2012 en 430/2013 de artikelen 1,5,6 en 9 van de basisverordening 1225/2009, en zijn ze bijgevolg, voor zover zij de invoer van gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van nodulair gietijzer, met schroefdraad en van oorsprong uit de Volksrepubliek China aan antidumpingrechten onderwerpen bij invoer, wanneer de klacht voor de inleiding van een antidumpingprocedure, noch het bericht van inleiding van de antidumpingmaatregel dergelijke goederen identificeerde als het betrokken product, dat er geen enkel bewijsmateriaal werd overgemaakt aangaande de dumping, schade en het oorzakelijk verband, en dat de Europese Commissie op geen enkele manier onderzoek voerde naar hun normale waarde, uitvoerprijs, eventuele dumpingmarge, de eventuele schade, de omvang van de schade, de impact van andere gekende factoren op de schade, het oorzakelijk verband tussen dumping en schade en de noodzaak om die goederen (gegoten hulpstukken(fittings) voor buisleidingen van nodulair gietijzer met schroefdraad) aan antidumpingrechten te onderwerpen in het belang van de Unie?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-397/17 en C-398/17; C-362/20; C-595/11 ; C-117/19
Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal; BZ.