C-722/22 Sofiyski gradski sad
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 3 februari 2023 Schriftelijke opmerkingen: 20 maart 2023
Trefwoorden: Hulpmiddelen misdrijven, vervoersmiddelen, confiscatie
Onderwerp: Kaderbesluit 2005/212/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de confiscatie van opbrengsten van misdrijven, alsmede van de daarbij gebruikte hulpmiddelen en de door middel daarvan verkregen voorwerpen
Feiten:
AP, BP, OP en PG hebben deelgenomen aan een georganiseerde criminele groep van augustus 2011 tot juni 2012. Deze georganiseerde criminele groep vervoerde sigaretten zonder banderol van Griekenland naar Bulgarije, waarbij zij gebruik maakten van een vrachtwagen die bestond uit een trekker van het merk Scania, die eigendom was van OP, en een aanhanger, die op 10-08-2011 door OP is gekocht. Op 19-08-2011 liep de trekker schade op, waardoor AP, BP en GB op 20-08-2011 van een particulier in Bulgarije een gebruikte trekker van het merk MAN met contant geld hebben gekocht en direct overgenomen. Zij hebben de trekker vervolgens overhandigd aan OP, die hem naar Griekenland reed, waar hij de trekker koppelde aan de aanhanger die geladen was met de sigaretten zonder banderol. Op 23-08-2011 reed OP met de vrachtwagen naar Bulgarije en loste de sigaretten in een opslagruimte. De volgende dag zijn de sigaretten door de politie in beslag genomen. Aan AP, OP, en GB zijn voorwaardelijke vrijheidsstraffen opgelegd. De Scania-trekker is geconfisqueerd met betrekking tot een ander misdrijf. Het nationale recht staat, volgens de hoogste Bulgaarse rechter, in de weg aan de confiscatie van een motorvoertuig dat door een georganiseerde criminele groep is gebruikt voor het vervoeren van accijnsgoederen zonder banderol, hoewel er in het Unierecht van uit moet worden gegaan dat het motorvoertuig een hulpmiddel vormt, waarbij de rechter moet nagaan of confiscatie noodzakelijk is.
Overweging:
Uit de eerste overweging van kaderbesluit 2005/212 blijkt dat de naar financieel gewin strevende grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit moet worden bestreden. Daarom moet het besluit ook toepasselijk zijn op strafbare nevenactiviteiten van de georganiseerde criminaliteit, zoals de verboden invoer van sigaretten zonder banderol uit een lidstaat naar een andere lidstaat waar de sigaretten naar worden vervoerd en opgeslagen. Het Hof heeft bovendien geoordeeld dat het kaderbesluit in alle gevallen toepasselijk is waarin het nationale recht een vrijheidsstraf van meer dan één jaar heeft voorzien, waar in het hoofdgeding aan is voldaan. De verwijzende rechter stelt dat de koop van de aanhanger en de trekker door leden van een criminele organisatie om ze te gebruiken voor de criminele activiteiten van deze organisatie deel uitmaakt van de interne betrekkingen van deze groep. Bijgevolg vormen de aanhanger en de trekker hulpmiddelen bij het misdrijf, dat bestaat in de deelname aan een dergelijke groep. Het nationale recht stelt het loutere bezit van accijnsgoederen zonder banderol strafbaar, maar niet het vervoer ervan. Toch betekent dat niet dat gedurende het vervoer geen sprake is van louter bezit van de goederen, omdat louter bezit al wordt uitgeoefend door het inladen en het vervoeren van de goederen door het voertuig. Het loutere bezit vormt de feitelijke macht over de goederen, waar sprake van is bij het vervoer. De aanhanger en de trekker zijn bijgevolg hulpmiddelen waardoor het loutere bezit van de goederen wordt uitgeoefend. Derhalve zijn beide voorwerpen hulpmiddelen om de misdrijven te plegen die door onherroepelijke rechterlijke beslissingen zijn vastgesteld.
Prejudiciële vraag:
Is het verenigbaar met artikel 2 juncto artikel 1, derde gedachtestreep, van kaderbesluit 2005/212 om een nationale wet aldus uit te leggen dat een vrachtwagen (trekker en aanhanger), die door leden van een georganiseerde criminele groep is gebruikt voor het loutere bezit en het vervoer van grote hoeveelheden accijnsgoederen (sigaretten) zonder banderol, niet kan worden geconfisqueerd als hulpmiddel?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: RR en JG (C-505/20), (C-393/19)
Specifiek beleidsterrein: JenV