C-723/17

Contentverzamelaar

C-723/17

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:    08 maart 2018
Schriftelijke opmerkingen:                    22 april 2018

Trefwoorden: luchtkwaliteit

Onderwerp:

-           Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (hierna: LKR)

Feiten:

Op 28.04.2016 stelde de Commissie België in gebreke omdat niet zou zijn voldaan aan de verplichtingen van de LKR op het vlak van (a) de plaatsing van de bemonsteringspunten, (b) de naleving van de jaargrenswaarde voor stikstofdioxide, en (c) de opmaak van een luchtkwaliteitsplan met passende maatregelen om de overschrijding zo kort mogelijk te houden. Verzoekers zijn inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (hierna: BHG) die bezorgd zijn over de luchtkwaliteit in hun omgeving. ClientEarth is een vereniging zonder winstoogmerk naar Engels recht, met als doel de bescherming van het leefmilieu te bevorderen door middel van bewustmaking en het instellen van rechtsvorderingen. Bij brief van 02.06.2016 stelden ClientEarth en de verzoekers het BHG en het Brussels Instituut voor Milieubeheer (hierna: BIM) in gebreke om het Brusselse Lucht-Klimaat-Energieplan op te stellen, een luchtkwaliteitsplan voor de zone Brussel op te stellen dat de nodige passende maatregelen bevat, en de wettelijk verplichte bemonsteringspunten te installeren. De Brusselse minister voor leefmilieu antwoordde op 24.06.2016 dat inmiddels het gewestelijk Lucht-Klimaat-Energieplan door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering was goedgekeurd. Ook werd voorgehouden dat het Brusselse meetnet de doelstellingen van de LKR vervult. Op 12.07.2016 bezorgde het BIM aan ClientEarth en de voornoemde personen een meer gedetailleerde analyse waarin de aanspraken van de brief van 02.06.2016 werden tegengesproken. Op 21.09.2016 gingen verzoekers en ClientEarth over tot dagvaarding van het BHG en het BIM. Het verzoek om voorlopige maatregelen van verzoekers en ClientEarth werd afgewezen door een tussenvonnis van 02.02.2017. Op 14.06.2017 hebben het BHG en het BIM de Belgische Staat tot gedwongen tussenkomst gedagvaard. Verzoekers en ClientEarth vragen de rechtbank om het bovenstaande te willen uitspreken onder de veroordeling van een dwangsom van €300,- per dag vertraging. Het BHG en het BIM voeren aan dat verzoekers en ClientEarth geen persoonlijk en rechtstreeks belang nastreven, doch slechts in het algemeen belang optreden. De eisen zouden volgens het BHG en het BIM dan ook als niet-ontvankelijk moeten worden afgewezen. Volgens de verwijzende rechter volstaat de vaststelling dat verzoekers inwoners zijn van het BHG om te besluiten dat zij getuigen van het wettelijk vereiste belang omde eis tot opmaak van het luchtkwaliteitsplan in te stellen.

Overweging:

In vergelijking tot de verplichting tot opmaak van een luchtkwaliteitsplan in de zin van artikel 23(1) van de LKR, lijken de regels inzake de plaatsing van de bemonsteringspunten geen onvoorwaardelijke verplichtingen in te houden, waarvan de naleving door de rechter op vordering van particulieren eenvoudig kan worden gecontroleerd. Er lijken immers in de LKR geen nadere regels bepaald te zijn voor de wijze waarop de "gebieden waar de hoogste concentraties voorkomen" moeten worden geïdentificeerd of afgebakend. Tevens volgt niet duidelijk uit de LKR of de overschrijding van de grenswaarde beoordeeld dient te worden per bemonsteringspunt, of op basis van de resultaten van alle bemonsteringspunten in de betrokken zone.

Prejudiciële vragen:

1. Dienen de artikelen 4, lid 3, en 19, lid 1, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, samengelezen met artikel 288, lid 3, van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en de artikelen 6 en 7 van de Richtlijn 2008/50/EG van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa, in die zin te worden uitgelegd dat, wanneer wordt aangevoerd dat een lidstaat de bemonsteringspunten in een zone niet heeft geplaatst overeenkomstig de in punt B.1. a) van bijlage III van de voormelde richtlijn genoemde criteria, het aan de nationale rechter behoort om, op vordering van particulieren die rechtstreeks getroffen worden door de overschrijding van de grenswaarden bedoeld in artikel 13, lid 1, van voormelde richtlijn, te onderzoeken of de bemonsteringspunten geplaatst werden overeenkomstig die criteria, en zo neen, jegens de nationale autoriteit alle noodzakelijke maatregelen te treffen, zoals een bevel, opdat de bemonsteringspunten geplaatst zouden worden overeenkomstig die criteria?

2. Heeft een overschrijding van een grenswaarde in de zin van artikel 13, lid 1, en artikel 23, lid 1, van de Richtlijn 2008/50/EG van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteiten schonere lucht voor Europa, plaats wanneer een overschrijding van een grenswaarde met middelingstijd van een kalenderjaar zoals opgelegd door de Bijlage XI van deze Richtlijn, reeds wordt vastgesteld op grond van de meetresultaten van één bemonsteringspunt in de zin van artikel 7 van deze Richtlijn, of heeft dergelijke overschrijding maar plaats wanneer deze blijkt uit het gemiddelde van de meetresultaten van alle bemonsteringspunten in een bepaalde zone in de zin van deze Richtlijn?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: ClientEarth / Verenigd Koninkrijk C-404/13

Specifiek beleidsterrein: