C-723/19 Airbnb Ireland et Airbnb Payments UK

Contentverzamelaar

C-723/19 Airbnb Ireland et Airbnb Payments UK

Prejudiciële hofzaak    

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     29 november 2019
Schriftelijke opmerkingen:                     15 januari 2020

Trefwoorden : nationale regeling, technisch voorschrift

Onderwerp :

•          Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften.

•          Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij

 

Feiten:

Appellantes, die het internetportaal voor accommodatiebemiddeling Airbnb beheren, hebben bij de Italiaanse bestuursrechter in eerste aanleg beroep ingesteld tegen het besluit van de belastingdienst van 12-07-2017, waarbij de nationale fiscale regeling voor kortlopende huurovereenkomsten ten uitvoer is gelegd. Dit beroep is verworpen, door te oordelen dat de ten uitvoer gelegde belastingmaatregel niet kan worden aangemerkt als een „technisch voorschrift” of een „regel betreffende diensten” waarvoor de in richtlijn 1535/2015 vastgestelde verplichting van voorafgaande kennisgeving aan de Europese Commissie geldt. Appellantes stellen dat het besluit van de belastingdienst onrechtmatig is omdat daarbij wetsbepalingen ten uitvoer zijn gelegd die in procesrechtelijk opzicht in strijd zijn met het Unierecht. Volgens appellantes raakt de regeling juist het bijzondere aspect van de bemiddelingsdienst van Airbnb. De door Airbnb verleende dienst valt volledig onder het Unierechtelijke begrip „dienst van de informatiemaatschappij.” De ingevoerde nationale fiscale regeling voor kortlopende huurovereenkomsten is volgens hen daarom in strijd met de verplichting om elk ontwerp voor een technisch voorschrift met betrekking tot door de informatiemaatschappij verrichte diensten vooraf aan de Commissie mee te delen. Aangezien de nieuwe regeling niet vooraf aan de Commissie is meegedeeld, moet zij volgens appellantes dus volledig buiten toepassing worden gelaten. Daarnaast legt de betrokken regeling de internetbemiddelaar een aantal fiscale en informatieverplichtingen op die niet alleen onredelijk en onevenredig zijn, maar ook tot gevolg hebben dat de werking van de interne markt wordt belemmerd en Airbnb op arbitraire wijze wordt gediscrimineerd. Meer in het bijzonder staan de bepalingen inzake de inhouding van bronbelasting op de huurprijzen en de verplichting tot inning van verblijfsbelasting in de weg aan de door artikel 56 VWEU gevrijwaarde vrije verrichting van de geboden dienst, aangezien van de beheerders van online platforms als Airbnb wordt gevraagd als inhoudingsplichtige op te treden in het eerste geval, of als fiscaal verantwoordelijke in het tweede geval, waardoor zij verplichtingen en verantwoordelijkheden op zich nemen die volledig los staan van de verleende dienst. Er zijn verder ook geen dwingende redenen van algemeen belang in de onderhavige zaak die de beperking van fundamentele vrijheden, zoals bedoeld in artikel 56 VWEU, zouden kunnen rechtvaardigen. 

 

Overweging:

De verwijzende rechter vraagt zich af of een dergelijke nationale regeling die niet vooraf is meegedeeld aan de Commissie en daarbij technische voorschriften voor de verlening van een dienst van de informatiemaatschappij oplegt aan de beheerder van een internetportaal voor accommodatiebemiddeling, bestaande uit informatieverplichtingen en fiscale verplichtingen, in strijd is met het Unierecht. De verwijzende rechter verzoekt het Hof van Justitie daarom om te verduidelijken welke betekenis precies aan het Unierecht moet worden gegeven zodat kan worden vastgesteld of de nationale regeling daarmee in overeenstemming is.

 

Prejudiciële vragen:

a) Staan de bepalingen en de beginselen van het Unierecht, waaronder de artikelen 4 en 5 en volgende van richtlijn 1535/2015/EU, artikel 8 van richtlijn 98/34/EG en artikel 56 VWEU, in de weg aan een nationale regeling die, zonder

vooraf aan de Europese Commissie te zijn meegedeeld, aan de beheerder van een internetportaal voor accommodatiebemiddeling ‚technische voorschriften voor de verlening van een dienst van de informatiemaatschappij’ oplegt bestaande in informatieverplichtingen (de verstrekking aan de Agenzia delle Entrate van gegevens betreffende de via het internetportaal gesloten overeenkomsten) en fiscale verplichtingen (inhouding van bronbelasting met betrekking tot de via het internetportaal gesloten overeenkomsten, en doorstorting daarvan aan de belastingdienst)?

b) Staan de bepalingen en de beginselen van het Unierecht, waaronder de artikelen 3, 18, 32, 44, 49, 56, 101 en volgende, alsook de artikelen 116, 120, 127 en volgende VWEU en de richtlijnen 2000/31/EG en 2006/123/EG, in de weg aan een nationale regeling waarbij:

– voor de beheerders van een internetportaal voor het zoeken naar accommodaties de verplichting wordt ingevoerd gegevens betreffende de overeenkomsten te verzamelen en verstrekken;

– voor de beheerders van dergelijke internetportalen die bij de betaling van de prijs van de kortlopende huurovereenkomsten als tussenpersoon fungeren, de verplichting wordt ingevoerd als inhoudingsplichtige of als voor de belasting verantwoordelijke op te treden;

– voor de beheerders van internetportalen die niet in Italië zijn gevestigd en waarvan is erkend dat zij aldaar geen vaste inrichting hebben, de verplichting wordt ingevoerd een fiscaal vertegenwoordiger aan te  stellen;

– ook voor ondernemingen die niet in Italië zijn gevestigd en aldaar geen vaste inrichting hebben, de verplichting wordt ingevoerd als inhoudingsplichtige verblijfsbelasting in te houden?

c) Staan de grondbeginselen van het Unierecht in het algemeen in de weg aan een nationale regeling die de inefficiëntie van de staat bij de vaststelling en inning van belastingen feitelijk afwentelt op een onderneming?”

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: (C-9/02), Inspecteur van de Belastingdienst (C-470/04), Uber France (C-320/16)

Specifiek beleidsterrein: FIN-FISC

Gerelateerde documenten