C-723/22 Citadines

Contentverzamelaar

C-723/22 Citadines

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    1 februari 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    18 maart 2023

Trefwoorden: auteursrecht, mededeling aan het publiek, fysieke faciliteiten hotel

Onderwerp:

Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (“InfoSoc-richtlijn”)

Feiten:

Verweerster is de exploitant van een hotel in München. Op 17-11-2019 was op televisietoestellen in de kamers en de fitnessruimte van haar hotel een door een publieke televisiezender uitgezonden aflevering uit de televisieserie “Wickie und die starken Männer” te zien. Het televisiesignaal werd simultaan en ongewijzigd naar de toestellen doorgegeven via een eigen kabeldistributienetwerk van het hotel. Verweerster heeft de doorgifte via de kabel uitputtend geregeld in licentieovereenkomsten die zij gesloten heeft met de Duitse collectieve beheersorganisaties. Verzoekster, een onafhankelijke collectieve beheersorganisatie met winstoogmerk naar Duits recht, vordert dat verweerster de mededeling aan het publiek van deze aflevering staakt, voor zover het zendsignaal door middel van coax- of datakabels naar de televisietoestellen wordt doorgegeven. Verweerster stelt dat zij de vrij te ontvangen  uitzendingen van de publieke televisiezender via de televisietoestellen in de hotelruimtes ter beschikking mag stellen aan haar gasten, omdat zij beschikt over een licentie voor de doorgifte via de kabel. Verzoekster is echter van mening dat verweerster het auteursrecht schendt m.b.t. de geplaatste televisietoestellen in de hotelkamers en de fitnessruimte, omdat zij afbreuk doet aan het recht van mededeling aan het publiek door het zendsignaal via een eigen kabeldistributiesysteem van het hotel door te geven.

Overweging:

De verwijzende rechter geeft aan ernaar te neigen artikel 3, lid 1, van de InfoSoc-richtlijn aldus uit te leggen dat de enkele beschikbaarstelling van ontvangtoestellen weliswaar geen mededeling aan het publiek vormt, maar dat toch afbreuk aan dit recht wordt gedaan door eerdere doorgifte van het signaal naar de ontvangtoestellen via het eigen kabeldistributiesysteem van het hotel. Het begrip “mededeling aan het publiek”  verbindt twee cumulatieve elementen met elkaar, nl. een “handeling bestaande in een mededeling” van een werk en de “mededeling aan een publiek”. In casu is het twijfelachtig of met de doorgifte via de kabel binnen het hotel door de gebruiker, waartoe hij op grond van een licentie gerechtigd is, kan worden opgemaakt dat hij bewust een “handeling bestaande in een mededeling” heeft verricht, wanneer zijn handelwijze voor het overige slechts bestaat in de beschikbaarstelling van ontvangtoestellen, hetgeen geen schending oplevert. Hoewel in het kader van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 wordt gesteld dat de (on)rechtmatigheid van de bron ingeval van een handeling bestaande in een mededeling in beginsel irrelevant is, lijkt dit problematisch omdat er twee aspecten van de mededeling aan het publiek in de context van een volledige harmonisatie van de exploitatierechten in de richtlijn, die eveneens de bindende bovengrens van het beschermingsniveau vaststelt, afzonderlijk zouden worden geëxploiteerd. Volgens de verwijzende rechter staat in casu vast dat het om een mededeling aan publiek gaat, wegens het snel opvolgende nieuwe publiek in een hotel. De verwijzende rechter verzoekt met de prejudiciële vraag uitlegging van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29, omdat hij zich afvraagt of er sprake is van een “handeling bestaande in een mededeling” wanneer de gebruiker van een beschermd werk een licentie heeft verworven op grond waarvan hij beschikt over een recht op wederdoorgifte via de kabel overeenkomstig het nationale recht, en zijn handelswijze voor het overige beperkt blijft tot het ter beschikking stellen van ontvangtoestellen.

Prejudiciële vraag:

Moet artikel 3, lid 1, van de InfoSoc-richtlijn aldus worden uitgelegd dat deze bepaling zich verzet tegen een nationale regeling of praktijk waarbij de beschikbaarstelling van fysieke faciliteiten om een mededeling mogelijk te maken of te verrichten, zoals televisietoestellen in de kamers of de fitnessruimte van een hotel, als een mededeling aan het publiek wordt beschouwd wanneer het zendsignaal via het eigen kabeldistributiesysteem van het hotel weliswaar naar die faciliteiten wordt doorgegeven, maar deze wederdoorgifte via de kabel rechtmatig plaatsvindt op grond van een door het hotel verworven licentie?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Stim en SAMI (C-753/18), SGAE (C-306/05), Reha Training (C-117/15), AKM (C-138/16), (C-161/17), Nederlands Uitgeversbond en Groep Algemene uitgevers (C-263/18), SCF (C-135/10), Phonographic Performance Ireland (C-162/10), Stichting Brein (C-117/15), (C-466/12)

Specifiek beleidsterrein: JenV, EZK, OCW