C-760/22 FP e.a.
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 21 februari 2023 Schriftelijke opmerkingen: 7 april 2023
Trefwoorden: terechtzitting; verdachte; recht om aanwezig te zijn; online-deelname
Onderwerp:
• Richtlijn (EU) 2016/343 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn.
Feiten:
In oktober 2017 is een officiële strafprocedure ingeleid tegen FP vanwege zijn deelname aan een criminele organisatie. Bij vonnis van 11 april 2019 heeft een Bulgaarse rechter FP schuldig bevonden en hem een straf opgelegd. FP en zijn raadsman zijn tegen het strafvonnis opgekomen bij de verwijzende rechter. FP heeft in 2021 en 2022 aan meerdere (terecht)zittingen online deelgenomen via een communicatieverbinding met beeld- en geluidsoverdracht met de ‘Skype’-app. Geen van de betrokkenen heeft bezwaar gemaakt tegen de online deelname van FP. De verwijzende rechter heeft maatregelen getroffen om de rechten van FP te waarborgen. Online deelname van betrokken partijen en meer bepaald verdachten aan strafzaken was wettelijk geregeld. Die wettelijk regeling is vervallen op 31 mei 2022. Tijdens de terechtzitting van 13 juni 2022 twijfelde de verwijzende rechter of er (nog) een procedurele mogelijkheid bestond om online te blijven deelnemen aan de terechtzitting, aangezien daarvoor een expliciete wettelijke grondslag in het Bulgaarse recht ontbrak. In die context heeft de verwijzende rechter een vraag aan het EU-Hof voorgelegd.
Overweging:
De verwijzende rechter wil van het EU-Hof weten of richtlijn 2016/343 aldus moet worden uitgelegd dat door de online-deelname van een verdachte het risico bestaat dat zijn recht om aanwezig te zijn op de terechtzitting wordt geschonden en, zo ja, welke maatregelen geschikt zouden zijn om een dergelijke schending te voorkomen.
Prejudiciële vragen:
Wordt het recht van de verdachte op aanwezigheid bij het proces als bedoeld in artikel 8, [lid] 1, van richtlijn 2016/343, gelezen in samenhang met overwegingen 33 en 44 van deze richtlijn, geschonden indien hij op zijn uitdrukkelijke verzoek via een onlineverbinding aan de terechtzittingen in de strafprocedure deelneemt, voor zover hij wordt verdedigd door een door hem gemachtigde en in de rechtszaal aanwezige advocaat, de verbinding hem in staat stelt om het verloop van het proces te volgen, bewijsmateriaal aan te brengen en van bewijsmateriaal kennis te nemen, hij zonder technische belemmeringen kan worden gehoord en een effectieve en vertrouwelijke communicatie met de advocaat wordt gewaarborgd?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: n.v.t.
Specifiek beleidsterrein: JenV