C-778/22 flightright 

Contentverzamelaar

C-778/22 flightright 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    21 februari 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    7 april 2023

Trefwoorden: luchtvaart; compensatie passagiers; redelijk alternatief vervoer

Onderwerp:  Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91.

Feiten:

Passagiers hadden twee (aansluitende) vluchten geboekt bij de Portugese luchtvaartmaatschappij TAP Air: een vlucht van Hamburg (Duitsland) naar Lissabon (Portugal), en een vlucht van Lissabon naar Recife (Brazilië). De passagiers hadden vanwege een vertraging van de eerste vlucht de aansluiting op de luchthaven van Lissabon gemist. TAP Air heeft de passagiers omgeboekt naar een rechtstreekse vlucht naar Recife de volgende dag. De totale vertraging bedroeg 24 uur en 6 minuten. Flightright vordert in haar hoedanigheid van gesubrogeerde, bij de verwijzende rechter om betaling van compensatie door TAP Air wegens vertraging van de vlucht. De advocaten van Flightright hebben vastgesteld dat ook de eerstvolgende verbinding naar Recife beschikbaar zou zijn geweest, waarmee de passagiers Recife 5 uur en 15 minuten eerder zouden hebben bereikt dan de daadwerkelijk genomen vervangende vlucht. De passagiers hadden dan echter gedurende de nacht geen slaap gehad, drie vluchten moeten nemen (bij TAP Air en de Braziliaanse luchtvaartmaatschappijen Gol en Azul) in plaats van één rechtstreekse vlucht (van TAP Air), de inreisprocedure voor Brazilië in een andere stad moeten uitvoeren dan gepland (Rio de Janeiro i.p.v. Recife), en hun bagage in totaal drie keer moeten ophalen (in Rio de Janeiro, Sao Paulo en Recife) en ook twee keer opnieuw moeten inchecken (in Rio de Janeiro en Sao Paulo). Ook hadden de passagiers dan drie keer door een veiligheidscontrole gemoeten – in plaats van één keer – en moeten zoeken naar de vertrekgate. Bovendien hadden zij in plaats van met een luchtvaartmaatschappij die werkt volgens Europese service- en veiligheidsnormen, moeten vliegen met een Zuid-Amerikaanse prijsvechter die waarschijnlijk geen vergelijkbare normen hanteert.

Overweging:

De verwijzende rechter stelt het EU-Hof een vraag met betrekking tot de vrijstelling voor de betaling van compensatie overeenkomstig artikel 5, lid 3 van verordening 261/2004. De rechter leidt uit het arrest Transportes Aéreos Portugueses (C-74/19) af dat de luchtvaartmaatschappij in beginsel een ‘redelijk alternatief vervoer’ moet aanbieden om te kunnen worden vrijgesteld van betaling van compensatie. In die context wil de verwijzende rechter weten wanneer vervangend vervoer als ‘onredelijk’ moet worden beschouwd en welke criteria daarvoor doorslaggevend zijn. Moet de vraag naar de onredelijkheid worden gebaseerd op een algemene overweging met het oog op de gemiddelde passagier of zijn de behoeften van de specifieke passagiers doorslaggevend?

Prejudiciële vragen:

Moet artikel 5, lid 3, van verordening (EG) nr. 261/2004 aldus worden uitgelegd dat een luchtvaartmaatschappij een passagier die als gevolg van een buitengewone omstandigheid een aansluitende vlucht heeft gemist, het vroegst mogelijke vervangende vervoer – aansluitende vluchten met overstap zonder „check-through” – moet aanbieden waarmee de passagiers hun bestemming 5 uur en 15 minuten eerder bereiken dan met een latere rechtstreekse vlucht de volgende dag, maar toch nog met een vertraging van 18 uur en 15 minuten, en waarbij zij bovendien drie vluchten moeten nemen in plaats van één rechtstreekse vlucht, en op elk van beide overstapluchthavens hun bagage moeten ophalen, de veiligheidszone moeten verlaten en twee uur voor de geplande vertrektijd opnieuw moeten inchecken voor de nieuwe vluchten en hun bagage moeten inchecken alsmede vervolgens door de veiligheidscontrole moeten gaan, waarbij twee van deze vluchten worden uitgevoerd door Braziliaanse binnenlandse luchtvaartmaatschappijen, waarvan één een zogenoemde „prijsvechter” is?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-74/19 (Transportes Aéreos Portugueses);

Specifiek beleidsterrein: IenW; EZK

Gerelateerde documenten