C-78/16 en C-79/16 PPA Pesce ea

Contentverzamelaar

C-78/16 en C-79/16 PPA Pesce ea

Gevoegde prejudiciële hofzaken

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraken
Klik op C-78/16 en C-79/16 voor de volledige dossiers van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   21 maart 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   5 april 2016 (fatale termijn)
Trefwoorden: landbouw; bestrijding schadelijke organismen; voorzorgsbeginsel; evenredigheid

Onderwerp
- VEU artikel 5 (evenredigheidsbeginsel); VWEU artikel 191 (voorzorgsbeginsel);
- Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen

Verzoekers zijn eigenaar van landbouwgrond in het zuiden van Apulië (ITA). Sinds 2013 heerst in dat gebied een ziekte in olijfbomen, genaamd ‘het snelle afvallen van de olijf’, volgens onderzoekers veroorzaakt door verschillende parasieten. Op verzoekers gronden bevinden zich enkele met de bacterie Xylella fastidiosa besmette olijfbomen. Deze bacterie is in de EU op de lijst van schadelijke organismen geplaatst. Het vermoeden bestaat dat zij de olijfbomenziekte (mede) veroorzaakt.
Verzoekers hebben in oktober 2015 mededeling gekregen van de regionaleAut dat de met Xylella besmette bomen van hun land verwijderd moesten worden alsmede alle waardplanten die zich binnen een straal van 100 meter van de besmette plant bevinden, ongeacht hun gezondheidstoestand. Dit zou volgens verzoekers neerkomen op verwijdering van drie hectare per boom aan olijfboomplanten, andere fruitbomen en hoogstamplanten.
Verzoekers gaan in beroep tot vernietiging/opschorting van het besluit. De rechter gelast opschorting uitvoering voor wat betreft de uitroeiing van de waardplanten binnen de opgelegde straal. Ter zitting voeren verzoekers aan dat het ITA besluit waarop de regionaleAut zich baseren (omzetting in ITA recht van uitvoeringsbesluit 789/15 van de EURCIE) in strijd is met Unierecht. Zij stellen de rechter dan ook voor vragen aan het HvJEU te stellen.

De verwijzende ITA rechter (Admin Rb Lazio) stelt vast dat RL 2000/29 niet de uitroeiing van gezonde planten oplegt. Het ITA besluit legt uitroeiing op zonder dat, zoals de RL voorschrijft, in voorafgaand wetenschappelijk onderzoek met zekerheid is aangetoond dat dat de enige geschikte maatregel is. Onderzoek door de EVVA (EFSA) van januari en april 2015 heeft geen causaal verband aangetoond tussen Xylella en de snelle verdorring. Aan het nut van de maatregel kan dus getwijfeld worden. De rechter moet bezien of verzoekers beroep op het evenredigheidsbeginsel terecht is. Het uitvoeringsbesluit 2015/789/EU van de EURCIE geeft geen alternatief voor de radicale maatregel en nergens blijkt dat het besluit is gebaseerd op de meest recente wetenschappelijke gegevens (zoals het voorzorgsbeginsel vereist). Het schort dus aan evenredigheid, en ook aan motivering, zo constateert de rechter. Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:
1) Staan de artikelen 11, lid 3, 13 quater, lid 7, 16, leden 1, 2, 3 en 5, van richtlijn 2000/29/EG, zoals aangevuld en gewijzigd, en de beginselen van evenredigheid, logica en redelijkheid in de weg aan de toepassing van artikel 6, leden 2 en 4, van uitvoeringsbesluit 2015/789/EU van de Europese Commissie, omgezet in Italiaans recht bij artikel 8, leden 2 en 4, van het besluit van de minister van landbouw-, voedsel- en bosbeleid, voor zover het de onmiddellijke verwijdering oplegt, van de waardplanten, los van hun gezondheidstoestand, binnen een straal van 100 meter rond de planten die zijn getest en waarvan werd vastgesteld dat zij zijn besmet met bedoeld organisme, en dat bepaalt dat de lidstaat, vóór de verwijdering van de in lid 2 vermelde planten, geschikte fytosanitaire behandelingen moet uitvoeren tegen de vectoren van bedoeld organisme en tegen de planten die als waardplanten voor de vectoren kunnen fungeren, waaronder, indien van toepassing, de verwijdering van planten?
2) Staat artikel 16, lid 1, van richtlijn 2000/29/EG, zoals aangevuld en gewijzigd, met de bewoording “alle noodzakelijke maatregelen om de schadelijke organismen uit te roeien of, indien dat niet mogelijk is, in te dijken”, in de weg aan de toepassing van artikel 6, lid 2, van besluit 2015/789/EU van de Europese Commissie, omgezet in Italiaans recht bij artikel 8, lid 2, van het besluit van de minister van landbouw-, voedsel- en bosbeleid, voor zover het de onmiddellijke verwijdering oplegt van de waardplanten, los van hun gezondheidstoestand, binnen een straal van 100 meter rond de planten die zijn getest en waarvan werd vastgesteld dat zij zijn besmet met bedoeld organisme?
3) Staan artikel 16, leden 1, 2, 3 en 5 van richtlijn 2000/29/EG en de beginselen van evenredigheid, logica en goede rechtsgang, in de weg aan een uitlegging van artikel 6, leden 2 en 4, van uitvoeringsbesluit 2015/789/EU van de Europese Commissie, omgezet in Italiaans recht bij artikel 8, leden 2 en 4, van het besluit van de minister van landbouw-, voedsel- en bosbeleid, in de zin dat de uitroeiingsmaatregel, waarvan sprake in lid 2, kan worden opgelegd vóór, en onafhankelijk van, de preventieve toepassing, zoals voorzien in voornoemd artikel 6, leden 3 en 4?
4) Staan de beginselen van voorzorg, geschiktheid en evenredigheid in de weg aan de toepassing van artikel 6, leden 2, 3 en 4, van uitvoeringsbesluit 2015/789/EU van de Europese Commissie, omgezet in Italiaans recht bij artikel 8, leden 2 en 4, van het besluit van de minister van landbouw-, voedsel- en bosbeleid, door maatregelen tot uitroeiing van de waardplanten op te leggen, binnen een straal van 100 meter rond de planten waarvan werd vastgesteld dat zij zijn besmet met het organisme “Xylella fastidiosa (Wells et al.)”, zonder wetenschappelijke onderbouwing die met zekerheid aantoont dat er een causaal verband is tussen de aanwezigheid van het organisme en de verdorring van de besmette planten?
5) Staan artikel 296, lid 2, WEU en artikel 41 van het Handvest van Nice, in de weg aan de toepassing van artikel 6, leden 2 en 4, van uitvoeringsbesluit 2015/789/EU van de Europese Commissie, voor zover het voorziet in de onmiddellijke verwijdering van de waardplanten, los van hun gezondheidstoestand, binnen een straal van 100 meter rond de planten die zijn getest en waarvan werd vastgesteld dat zij besmet zijn met bedoeld organisme?
6) Staan de beginselen van geschiktheid en evenredigheid in de weg aan de toepassing van uitvoeringsbesluit 2015/789/EU van de Europese Commissie, omgezet in Italiaans recht door het besluit van de minister van landbouw-, voedsel- en bosbeleid, dat voorziet in maatregelen tot verwijdering van waardplanten, ongeacht hun gezondheidstoestand, planten waarvan bekend is dat zij zijn besmet met bedoeld organisme en planten die symptomen vertonen die op besmetting met het organisme “Xylella fastidiosa (Wells et al.)” kunnen wijzen of, die vermoedelijk door dat organisme zijn besmet, zonder te voorzien in enige vorm van vergoeding voor de eigenaars die niet schuldig zijn aan de verspreiding van het nader omschreven organisme?
Aangehaalde jurisprudentie: C-161/09, Kakavetsos-Fragkopoulos; C-343/09 Afton Chemical; C-2/l0, Azienda Agro-Zootecnica Franchini;; T-614/13, Romonta GmbH/Commissie
Specifiek beleidsterrein: EZ, VWS

Gerelateerde documenten