C-785/18 GAEC

Contentverzamelaar

C-785/18 GAEC

Prejudiciële hofzaak


Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement: 11 februari 2019

Schriftelijke opmerkingen: 28 maart 2019

Trefwoorden : bevoegdheid; beschermde oorsprongsbenamingen

Onderwerp :

– Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

– Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen;

– Gedelegeerde verordening (EU) nr. 664/201[4] van de Commissie van 18 december 2013 tot aanvulling van verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vaststelling van de symbolen van de Unie voor beschermde oorsprongsbenamingen, beschermde geografische aanduidingen en gegarandeerde traditionele specialiteiten en betreffende bepaalde voorschriften inzake het betrekken, bepaalde procedurebepalingen en bepaalde aanvullende overgangsregels;

– Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad;

 

Feiten:

Het besluit van 08.09.2017 van de Franse minister van Landbouw en Voedselvoorziening en de Franse minister van Economische Zaken en Financiën (hierna: verweerders) strekt tot goedkeuring van de wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming “Comté”, met het oog op de indiening ervan bij de Commissie. De hoogste bestuursrechter heeft op 16.11.2017 een verzoek tot gedeeltelijke nietigverklaring wegens rechtsmachtsoverschrijding van het besluit van 08.09.2017 ontvangen van verzoeker (GAEC Jeanningros). De eis van verzoeker beoogt slechts de nietigverklaring van artikel 5.1.18 van dat productdossier, voor zover is bepaald dat “melkrobots verboden [zijn]”. De Commissie heeft de aanvraag voor een minimale wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming “Comté” goedgekeurd (bij besluit bekendgemaakt op 01.06.2018).

 

Overweging:

De prejudiciële vraag betreft een ingewikkelde loophole. Aan de ene kant mag de Commissie een aanvraag alleen dan registreren wanneer de betrokken lidstaat heeft gecontroleerd of de aanvraag gerechtvaardigd is (C-269/99 en C-343/07). Indien een registratieaanvraag voor een benaming wordt ingediend bij de Commissie terwijl de nationale procedures nog aanhangig zijn, is de Commissie niet verplicht de registratieprocedure aan te vatten (T-43/15). Anders zou de Commissie het risico lopen i) een handeling van de Unie aan te nemen die op ongeldige nationale handelingen is gebaseerd en, ii) het nuttig effect te ontnemen aan de juridische toetsing op nationaal niveau.

Aan de andere kant: indien bij de verwijzende rechter een geding aanhangig is gemaakt tot betwisting van een besluit waardoor de Franse regering bij de Commissie een registratieaanvraag indient en de betreffende benaming is ingeschreven, volgt uit vaste (Franse) rechtspraak dat de tegen het bestreden besluit ingestelde vorderingen zonder voorwerp zijn. Er wordt bijgevolg geen uitspraak gedaan over de wettigheid van het bij het besluit goedgekeurde productdossier, indien dit dossier op dat tijdstip het voorwerp uitmaakt van een betwisting.

De vraag rijst dan in het specifieke geval dat de Commissie de aanvraag van een lidstaat heeft toegewezen, hoewel die aanvraag nog het voorwerp uitmaakt van een beroep voor de nationale rechterlijke instanties van die lidstaat. Kunnen de nationale rechterlijke instanties dan beslissen dat er geen reden meer is om uitspraak te doen over het voor hen aanhangige geschil? Of moeten zij, gelet op de gevolgen van een eventuele nietigverklaring van de bestreden handeling voor de geldigheid van de registratie door de Commissie, zich uitspreken over de wettigheid van die handeling van de nationale autoriteiten? Deze vraag wordt voorgelegd aan het Hof.

 

Prejudiciële vraag:

Dienen artikel 53 van verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen, artikel 6 van gedelegeerde verordening (EU) nr. 664/201[4] van de Commissie van 18 december 2013 tot aanvulling van verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vaststelling van de symbolen van de Unie voor beschermde oorsprongsbenamingen, beschermde geografische aanduidingen en gegarandeerde traditionele specialiteiten en betreffende bepaalde voorschriften inzake het betrekken, bepaalde procedurebepalingen en bepaalde aanvullende overgangsregels, en artikel 10 van uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad, in samenhang met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aldus te worden uitgelegd dat, in het specifieke geval dat de Europese Commissie de aanvraag van de nationale autoriteiten van een lidstaat tot wijziging van het productdossier van een benaming en tot registratie van de gecontroleerde oorsprongsbenaming heeft toegewezen hoewel die aanvraag nog het voorwerp uitmaakt van een beroep voor de nationale rechterlijke instanties van die lidstaat, deze instanties kunnen beslissen dat er geen reden meer is om uitspraak te doen over het voor hen aanhangige geschil, dan wel of zij, gelet op de gevolgen van een eventuele nietigverklaring van de bestreden handeling voor de geldigheid van de registratie door de Europese Commissie, zich dienen uit te spreken over de wettigheid van die handeling van de nationale autoriteiten?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-269/99; Bavaria en Bavaria Italia/Bayerischer Brauerbund C-343/07; CRM/Europese Commissie T-43/15;

Specifiek beleidsterrein: JenV; EZK

​​​​​​​