C-79/23 Kaszamas

Contentverzamelaar

C-79/23 Kaszamas

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     7 april 2023
Schriftelijke opmerkingen:                     24 mei 2023

Trefwoorden: steunregeling, landbouw, kalenderjaar, proces-verbaal

Onderwerp:

•            Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij die verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector

•            Verordening (EG) nr. 885/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de erkenning van de betaalorganen en andere instanties en de goedkeuring van de rekeningen inzake het ELGF en het ELFPO

•            Verordening (EG) nr. 1290/2005 van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

Feiten:

Op 14-05-2013 diende verzoeker bij de Magyar Államkincstár (Hongaarse Schatkist) in het kader van de verzamelaanvraag voor 2013 een aanvraag in voor steun uit hoofde van de regeling inzake één enkele areaalbetaling (REAB). Naar aanleiding van de aanvraag heeft de schatkist in 2013 twee keer en in 2014 wederom twee keer controles ter plaatse verricht. De schatkist heeft de aanvraag van verzoeker afgewezen en verzoeker uitgesloten van steun tot een bedrag van 3 834 105 HUF. Verweerder heeft dit besluit bij besluit van 23-06-2016 vernietigd wegens schending van de motiveringsplicht en de schatkist gelast een nieuwe procedure te starten. De schatkist heeft in de nieuwe procedure een nieuw besluit genomen dat door verweerder wederom is vernietigd. In de tweede, herhaalde procedure heeft de schatkist de aanvraag van verzoeker bij besluit van 27-01-2020 afgewezen en hem tot een bedrag van 4 253 460 HUF uitgesloten van steun. Verzoeker heeft op 15-05-2020 bij de schatkist in het kader van de verzamelaanvraag voor 2020 een aanvraag ingediend voor de betaling van steun uit hoofde van de regeling inzake één enkele areaalbetaling (REAB). De schatkist heeft verzoeker steun in de vorm van een voorschot toegekend, en vervolgens bij besluit van 21-10-2021 de verrekening van het gehele bedrag van het voorschot gelast, op grond dat zij jegens verzoeker een rechtsgevolg (weigering) had vastgesteld in verband met in voorgaande jaren uitgekeerde steunbedragen. Verweerder heeft het primaire besluit bij besluit van 02-02-2021 bevestigd op grond dat de bij het besluit van 27-01-2020 opgelegde sanctie overeenkomstig artikel 58, derde alinea, van verordening 1122/2009 en § 60, lid 1, van de steunwet gedurende drie kalenderjaren kan worden verrekend, zodat de sanctie in het besluit van 21-10-2020 nog kon worden toegepast. Verzoeker heeft tegen het besluit van verweerder beroep ingesteld, waarbij hij het besluit van de schatkist niet betwist, maar zich enkel verzet tegen het feit dat verweerder het jaar van de vaststelling van zijn na herhaalde procedures genomen, niet aangevochten besluit heeft aangemerkt als het kalenderjaar waarin de feiten zijn vastgesteld.

Overweging:

De verwijzende rechter moet bepalen of de datum van de eerste schriftelijke maatregel van verweerder, in casu de schriftelijke vastlegging van het proces-verbaal houdende de bevindingen van de controle ter plaatse, of de datum van de eerste beoordeling van de aanvraag, namelijk de datum van het primaire besluit in het hoofdgeding, dan wel de datum van de door verweerder ingeroepen eindbeslissing waarbij de aanvraag door verweerder onherroepelijk is beoordeeld, moet worden beschouwd als het in artikel 58, derde alinea, van verordening 1122/2009, met inachtneming van de in artikel 35 van verordening 1290/2005 vastgestelde definitie, bedoelde kalenderjaar van de vaststelling. De rechtsgrondslag van deze vraag wordt gevormd door twee EU-verordeningen, de beslechting van het geschil vereist derhalve de uitlegging van het in het geding rechtstreeks toepasselijke Unierecht, welke uitlegging onder de bevoegdheid van het Hof valt. De verwijzende rechter heeft geen rechtspraak van het Hof gevonden waarin het Hof de in artikel 35 van verordening 1290/2005 vastgestelde definitie van het begrip „proces-verbaal” in verband met artikel 58, derde alinea, van verordening 1122/2009 heeft uitgelegd.

Prejudiciële vragen:

1) Kan het begrip „proces-verbaal”, zoals gedefinieerd in artikel 35 van verordening nr. 1290/2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, worden toegepast bij de uitlegging en de toepassing van artikel 58, derde alinea, van verordening nr. 1122/2009?

2) Indien het antwoord op de eerste vraag bevestigend luidt, moet het begrip „proces-verbaal”, zoals gedefinieerd in artikel 35 van verordening nr. 1290/2005, dan aldus worden uitgelegd dat het kalenderjaar waarin het eerste administratief of gerechtelijk proces-verbaal tot stand komt het kalenderjaar is waarin de autoriteit die naar aanleiding van de aanvraag de administratieve procedure heeft ingesteld

– de eerste onderzoekshandeling verricht waarbij wordt geconcludeerd tot het bestaan van een onregelmatigheid, dat in casu het jaar is waarin het proces-verbaal met de bevindingen van de controle ter plaatse tot stand kwam, of

– op grond van deze onderzoekshandeling de eerste materiële beslissing neemt, of

– in het kader van deze procedure de onherroepelijke en definitieve beslissing betreffende de uitsluiting vaststelt?

3) Is het van invloed op het antwoord op de vorige vraag dat de mogelijkheid tot latere herziening of intrekking van de schriftelijke evaluatie die het proces-verbaal vormt, voortvloeit uit een door de wetgeving gewaarborgd recht van beroep van de betrokkene en niet het gevolg is van ontwikkelingen in de administratieve of de gerechtelijke procedure?

4) Indien het kalenderjaar van het proces-verbaal het jaar is waarin de eerste onderzoekshandeling plaatsvindt, moet dan, wanneer deze onderzoekshandeling, zoals in het onderhavige geval de controle ter plaatse, meerdere malen heeft plaatsgevonden, de in artikel 35 van verordening nr. 1290/2005 bedoelde eerste onderzoekshandeling aldus worden uitgelegd dat deze overeenkomt met de door de autoriteit verrichte eerste controle ter plaatse, of met de door de autoriteit verrichte laatste controle ter plaatse, waarbij tevens rekening is gehouden met de door de betrokkene gemaakte opmerkingen en ingediende bewijzen?

5) Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, wijzigt dit dan de hierboven bepaalde inhoud van de feitenvaststelling waarmee bij de toepassing van artikel 58, derde alinea, van verordening nr. 1122/2009 rekening moet worden gehouden?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: LNV

Gerelateerde documenten