C-8/23 Conseil national de l ordre des medecins 

Contentverzamelaar

C-8/23 Conseil national de l ordre des medecins 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    1 maart 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    15 april 2023

Trefwoorden: erkenning beroepskwalificaties, medisch specialist, opleidingstitel

Onderwerp:

Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties

Feiten:

FH, van Frans-Duitse nationaliteit, is houder van een door de universiteit van Monastir (Tunesië) op 18-09-2012 uitgereikt landelijk artsendiploma. Bij besluit van 06-11-2015 hebben de bevoegde Duitse autoriteiten dit diploma erkend als opleidingstitel van arts met een basisopleiding en FH gemachtigd om het beroep van arts uit te oefenen. Bij besluit van 01-08-2016 hebben diezelfde autoriteiten hem ingeschreven bij de orde der artsen van Nedersaksen. Op 28-01-2021 heeft FH aan de universiteit van Hannover (Duitsland) het diploma behaald van medisch specialist in de anesthesiologie. Op 25-03-2021 heeft FH bij de departementale raad van de orde der artsen Saône-et-Loire een verzoek ingediend tot inschrijving op de lijst van de orde op grond van artikel L. 4111-1 van de code de la santé publique (wetboek van volksgezondheid). Bij besluit van 20-05-2021 heeft die departementale raad geweigerd hem in te schrijven op de lijst van de orde. In het beroep dat door FH was ingesteld tegen het in beperkte samenstelling genomen besluit van de regionale raad van de orde der artsen Bourgogne-Franche-Comté van 15-07-2021 – waarbij zijn inschrijving op de lijst van de orde eveneens was geweigerd – heeft de Franse nationale raad van de orde der artsen, in beperkte samenstelling, op 17-09-2021 geweigerd hem in te schrijven op de lijst van de orde der artsen. FH verzoekt nietigverklaring van dat laatste besluit wegens bevoegdheidsoverschrijding.

Overweging:

FH, die niet stelt dat hij gedurende drie jaar op het grondgebied van Duitsland als arts werkzaam is geweest in de zin van artikel 3, lid 3, van richtlijn 2005/36, betoogt dat dit besluit in strijd is met het recht van de Unie, aangezien het bij artikel 21 van die richtlijn ingevoerde stelsel van automatische erkenning van opleidingstitels de bevoegde autoriteiten van een lidstaat niet toestaat om, wanneer een medisch specialist voornemens is zijn beroep in die lidstaat uit te oefenen en zich daarbij beroept op een in een andere lidstaat afgegeven en in punt 5.1.2 van bijlage V bij die richtlijn genoemde opleidingstitel van medisch specialist, te weigeren dat deze arts in aanmerking komt voor de automatische erkenning van zijn opleidingstitel, zelfs al is hij niet in het bezit van een opleidingstitel van arts met een basisopleiding als bedoeld in punt 5.1.1 van die bijlage V en stellen de bepalingen van artikel 25, lid 4, van genoemde richtlijn de afgifte van een opleidingstitel van medisch specialist afhankelijk van het bezit van een van die opleidingstitels van arts met een basisopleiding. De verwijzende rechter vraagt zich af of een arts die onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie en die houder is van een in een lidstaat afgegeven opleidingstitel van medisch specialist, als bedoeld in punt 5.1.2 van bijlage V bij richtlijn 2005/36, zich louter op die grond in een andere lidstaat kan beroepen op het bij artikel 21 van die richtlijn ingevoerde stelsel van automatische erkenning van opleidingstitels, ook al is hij houder van een door een derde staat afgegeven titel van arts met een basisopleiding die alleen is erkend door de lidstaat waar hij zijn diploma van medisch specialist heeft behaald en die niet behoort tot die welke zijn genoemd in punt 5.1.1 van bijlage V bij die richtlijn, en stelt artikel 25, lid 4, van genoemde richtlijn de afgifte van een opleidingstitel van medisch specialist afhankelijk van het bezit van een van de in dat punt genoemde opleidingstitels van arts met een basisopleiding. Deze vraag, die beslissend is voor de beslechting van het onderhavige geding, levert een serieus probleem op betreffende de uitlegging van het Unierecht.

Prejudiciële vraag:

Kan een arts die onderdaan is van een van de lidstaten van de Europese Unie en die houder is van een in een lidstaat afgegeven opleidingstitel van medisch specialist als bedoeld in punt 5.1.2 van bijlage V bij richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties, zich met enkel die opleidingstitel in een andere lidstaat beroepen op het bij artikel 21 van die richtlijn ingevoerde stelsel van automatische erkenning van opleidingstitels, ook al is hij houder van een door een derde staat afgegeven opleidingstitel van arts met een basisopleiding die alleen is erkend door de lidstaat waar hij zijn diploma van medisch specialist heeft behaald en die niet behoort tot die welke zijn genoemd in punt 5.1.1 van bijlage V bij die richtlijn, en stelt artikel 25, lid 4, van genoemde richtlijn de afgifte van een opleidingstitel van medisch specialist afhankelijk van het bezit van een van de in dat punt genoemde opleidingstitels van arts met een basisopleiding?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: EZK

Gerelateerde documenten