C-80/23 Ministerstvo na vatreshnite raboti
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 22 juni 2023 Schriftelijke opmerkingen: 8 augustus 2023
Trefwoorden: weigering verzamelplicht biometrische en genetische gegevens, politiële registratie
Onderwerp:
• Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad.
Feiten:
Op 1 maart 2021 is de natuurlijke persoon V.S. in verdenking gesteld voor deelneming aan een criminele organisatie met het voornemen om in Bulgarije op gecoördineerde wijze strafbare feiten te plegen met het oog op belastingontduiking. Onmiddellijk na de formele beschuldiging is haar verzocht om medewerking te verlenen aan de uitvoering van een politiële registratie bestaande in het nemen van vingerafdrukken, foto’s en een staal voor het opstellen van haar DNA-profiel (hierna: „verzameling van biometrische en genetische gegevens”). Aangezien V.S. weigerde haar medewerking te verlenen aan de verzameling van haar biometrische en genetische gegevens, heeft zij diezelfde dag nog in een formulier verklaard dat zij in kennis was gesteld van het bestaan van een wettelijke grondslag voor de uitvoering van een politiële registratie overeenkomstig wet op het ministerie van Binnenlandse Zaken (hierna: „ZMVR”). Voorts heeft zij in dat formulier de officiële verklaring afgelegd dat zij niet bereid is om vingerafdrukken te laten afnemen, zich te laten fotograferen en stalen af te voor het opstellen van een DNA-profiel. Een reden voor die weigering heeft zij niet opgegeven. Zij is vervolgens niet onderworpen aan de genoemde handelingen met het oog op politiële registratie. In plaats daarvan hebben de politiediensten zich gewend tot de verwijzende rechter. In het verzoekschrift wordt aangevoerd dat er voldoende bewijzen bestaan voor de schuld van V.S.; ook wordt vermeld dat zij formeel is beschuldigd van het plegen van een strafbaar feit en dat zij heeft geweigerd mee te werken aan de verzameling van haar biometrische en genetische gegevens. In het verzoekschrift wordt daarom verzocht om V.S. verplicht te onderwerpen aan de uitvoering van deze handelingen.
Overweging:
In de loop van het vooronderzoek en met het oog op het verzamelen van bewijsmateriaal ontstaat de noodzaak van dergelijke onderzoeksmaatregelen die inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van natuurlijke personen. Een van die onderzoeksmaatregelen is het onderzoek van een persoon en kan gepaard gaan met het verzamelen van biometrische en genetische gegevens. Volgens de nationale norm voor de bescherming van de rechten van natuurlijke personen worden deze maatregelen uitgevoerd na voorafgaande rechterlijke machtiging; in spoedeisende gevallen kunnen zij zonder een dergelijke voorafgaande machtiging worden uitgevoerd, maar dan moet vervolgens onverwijld rechterlijke toestemming worden verkregen.
Aangezien het verzamelen van biometrische en genetische gegevens een verplicht onderdeel is van die politiële registratie, moeten die gegevens dan ook noodzakelijkerwijs worden verzameld als een automatisch gevolg van de akte van beschuldiging ten aanzien van die persoon. In geval van weigering van de beschuldigde om zijn biometrische en genetische gegevens tijdens zijn politiële registratie te laten verzamelen, wordt deze onder dwang verricht met rechterlijke machtiging. In de ZMVR is echter niet voorzien dat het dossier aan de rechter wordt overgelegd, aangezien de wetgever het niet nodig heeft geacht om de rechter te belasten met de beoordeling of de beschuldiging op voldoende bewijsmateriaal berust en of het verzamelen van biometrische en genetische gegevens noodzakelijk is, en niet omdat werd gevreesd dat de toegang van de rechter tot het dossier het onderzoek zou belemmeren.
De verwijzende rechter merkt op dat de rechter een onbeperkte toetsing moet verrichten van alle aspecten van de rechtmatigheid van een onderzoeksmaatregel. Op basis van rechtspraak van het Hof moet die toetsing een beoordeling omvatten van de aard en de ernst van het strafbare feit en andere relevante factoren. Het is niet mogelijk om een daadwerkelijk doeltreffende uitputtende toetsing te verrichten op de enkele basis van de tegen V.S. opgestelde akte van formele beschuldiging en haar schriftelijke weigering om biometrische en genetische gegevens af te staan.
De verwijzende rechter merkt op dat dit tot veel onduidelijkheid leidt. Enerzijds is het Hof het met de nationale wetgever eens dat het dossier niet aan de rechter moet worden overgelegd, zodat het rechtmatig lijkt dat deze, bij gebrek aan dossierkennis, de aan de beschuldiging ten grondslag liggende bewijzen niet kan toetsen. Anderzijds heeft het Hof de verwijzende rechter een aantal toetsingen opgedragen die volgens de verwijzende rechter niet doeltreffend kunnen worden verricht wanneer hij niet over het dossier beschikt. De door het Hof aan de verwijzende rechter opgedragen beoordeling van de aard en de ernst van het strafbare feit en van de bijzondere omstandigheden van dat strafbare feit veronderstelt dus ook een beoordeling van de omstandigheden. Behoudens een dergelijke reden om het dossier niet ter beschikking van de rechter te stellen, moet de verwijzende rechter daarom de mogelijkheid hebben om het dossier op te vragen.
Prejudiciële vragen:
1. Is voldaan aan het vereiste van toetsing van de „strikte noodzaak” in de zin van artikel 10 van richtlijn 2016/680, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie in punt 133 van het arrest [van 26 januari 2023, Ministerstvo na vatreshnite raboti, C-205/21, EU:C:2023:49], wanneer die toetsing alleen wordt verricht op basis van de ten aanzien van de betrokkene opgestelde akte van formele beschuldiging en diens schriftelijke weigering om zijn biometrische en genetische gegevens te laten verzamelen, of is het noodzakelijk dat de rechter beschikt over alle stukken van het dossier die hem naar nationaal recht ter beschikking worden gesteld bij een verzoek om machtiging tot uitvoering van onderzoeksmaatregelen die inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van natuurlijke personen, wanneer dat verzoek in het kader van een strafzaak wordt gedaan?
2. Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: kan de rechter, nadat het dossier hem ter beschikking is gesteld, in het kader van de toetsing van de „strikte noodzaak” in de zin van artikel 10 juncto artikel 6, onder a), van richtlijn 2016/680 ook beoordelen of er gegronde vermoedens bestaan dat de betrokkene het strafbare feit heeft gepleegd waarvan hij is beschuldigd?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Ministerstvo na vatreshnite raboti, C-205/21.
Specifiek beleidsterrein: JenV