C-807/24 Blue Style

Contentverzamelaar

C-807/24 Blue Style

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    24 januari 2025
Schriftelijke opmerkingen:                    10 maart 2025

Trefwoorden: Pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen; informatieverplichting jegens reizigers

Onderwerp:  Richtlijn 2015/2302 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen, houdende wijziging van verordening (EG) nr. 2006/2004 en van richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van richtlijn 90/314/EEG van de Raad (hierna: „richtlijn 2015/2302”). 

Feiten:
Verzoekster is Belarussisch en verweerster een Tsjechische aanbieder van pakketreizen. Zij hebben een overeenkomst gesloten voor een pakketreis naar Egypte, circa 48 uur voor aanvang van deze reis. Verweerster heeft verzoekster er niet van in kennis gesteld dat zij in het bezit diende te zijn van een geldig visum, dan wel dat zij dit visum reeds moest hebben, voordat zij TJE kon verlaten. Verweerster maakt op het punt van deze informatieverplichting onderscheid tussen onderdanen van de lidstaten en derdelanders. Verzoekster heeft vervolgens geen toestemming gekregen om aan boord van het vliegtuig te gaan. Zij heeft daarop verzocht om schadevergoeding bij de Tsjechische rechter. In eerste en tweede aanleg heeft zij gelijk gekregen. Verweerster is daarop in cassatie gegaan bij de verwijzende rechter. Verweerster is in de kern van mening dat de verplichting voor aanbieders van pakketreizen tot het verstrekken van informatie over de visumplicht, die voortvloeit uit richtlijn 2015/2302, alleen geldt voor onderdanen van lidstaten en niet ook voor derdelanders. Verweerster meent dat dit zou leiden tot een onevenredige last voor aanbieders van pakketreizen. Volgens verweerster kan jegens derdelanders worden volstaan met een verwijzing naar de betreffende diplomatieke vertegenwoordiging.  

Overweging:
Naar het oordeel van de verwijzende rechter bieden de relevante bepalingen van Unierecht geen ondubbelzinnig antwoord op de gestelde vragen (en vormen de bepalingen geen acte clair).

Prejudiciële vragen:
1) Is een organisator van pakketreizen of een doorverkoper in een lidstaat van de Europese Unie overeenkomstig artikel 5, lid 1, onder f), van richtlijn (EU) 2015/2302 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen, houdende wijziging van verordening (EG) nr. 2006/2004 en van richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van richtlijn 90/314/EEG van de Raad (hierna: „richtlijn 2015/2302”), gehouden om reizigers die onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie en andere reizigers op dezelfde wijze en in dezelfde mate te informeren?

2) Wordt inbreuk gemaakt op de informatieverplichting van artikel 5, lid 1, onder f), van voornoemde richtlijn wanneer een organisator van pakketreizen of een doorverkoper reizigers die geen onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie algemene informatie verstrekt betreffende paspoort- en visumverplichtingen in het land van bestemming, waaronder de bij benadering benodigde termijn voor het verkrijgen van een visum, door te verwijzen naar de internetsite van de vertegenwoordiging van dat land?

3) Is het feit dat een pakketreisovereenkomst is gesloten kort voor het geplande aanvangstijdstip van de pakketreis, in casu minder dan 48 uur van tevoren, relevant voor de reikwijdte van voornoemde informatieverplichting jegens reizigers die geen onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie? 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: 

Specifiek beleidsterrein: EZK en IenW 

Gerelateerde documenten