C-81/15 Karelia

Contentverzamelaar

C-81/15 Karelia

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   9 april 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   26 april 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   26 mei 2015
Trefwoorden: douane; accijns; boetes; hoofdelijke aansprakelijkheid

Onderwerp
Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (Pb L 76, blz. 1

In juni 1994 (!) wordt een vrachtwagenchauffeur van verzoekster, een erkend douane-entrepothouder, bij de GRI/BUL grens gearresteerd als hij een lege vrachtwagen over de grens wil brengen. Volgens informatie verstrekt door verzoekster zou deze vrachtauto bij verzoeksters vestiging te Kalamata voorzien zijn van 740 dozen sigaretten bestemd voor BUL. Ook een tweede zending eveneens met 760 dozen bereikt BUL niet. Een GRI bijzondere onderzoeksdienst komt na onderzoek daders op het spoor en concludeert dat verzoekster daarmee geen connectie heeft. Verzoekster komt echter in de problemen omdat zij niet het certificaat kan overleggen ten bewijze dat de 760 dozen het land hebben verlaten. De bankgarantie voor het corresponderende bedrag aan accijnzen vervalt. Verzoekster krijgt ook een aanslag opgelegd voor de gesmokkelde sigaretten, en gaat in beroep bij de AdminRb van Pireus. Haar beroep wordt gegrond verklaard wegens het ontbreken van enige rechtsverhouding tussen verzoekster en de medeschuldigen aan de smokkel. Daarop gaat de GRI staat in hoger beroep die de beslissing in eerste aanleg vernietigt omdat verzoekster als erkend entrepothouder de uitsluitende verantwoordelijkheid voor de goederen draagt zolang die niet op de plaats van bestemming zijn gearriveerd. Verzoekster stelt daarop cassatieberoep in wegens onjuiste uitleg van het GRI douanewetboek.

De verwijzende GRI cassatierechter stelt vast dat RL 92/12 geen sancties op overtredingen bevat maar het aan de EULS overlaat om passende sancties in te stellen met zoals gebruikelijk inachtneming van de algemene beginselen van het EURrecht, waartoe het evenredigheids- en het rechtszekerheidsbeginsel behoren. De leden van het college van de verwijzende rechter worden het niet eens over de juiste uitleg van de GRI regelgeving, met name voor wat betreft de reikwijdte van de aansprakelijkheid van de entrepothouder. Onderstaande vraag wordt aan het HvJEU voorgelegd:
“Moet richtlijn 92/12/EEG, gelezen in het licht van de algemene beginselen van het Unierecht, inzonderheid de beginselen van doeltreffendheid, rechtszekerheid en evenredigheid, aldus worden uitgelegd dat het zich in een geval als het onderhavige verzet tegen de toepassing van een wettelijke bepaling van een lidstaat als artikel 108 van het douanewetboek, volgens welke die voorziet in de hoofdelijke aansprakelijkheid, van een erkende entrepothouder van goederen die onder schorsing van accijnzen uit diens belastingentrepot werden verwijderd en op onregelmatige wijze, door een als smokkel aangemerkte overtreding, aan dat regiem werden onttrokken, hoofdelijk aansprakelijk kan worden gehouden voor de betaling van administratieve boetes wegens smokkel, ongeacht of hij ten tijde van die overtreding civielrechtelijk bevoegd was over die goederen te beschikken, en eveneens ongeacht of de daders daarvan een specifieke contractuele band met de erkende entrepothouder waren aangegaan op grond waarvan zij optraden als diens lasthebbers?”

Specifiek beleidsterrein: FIN mede VenJ

Gerelateerde documenten