C-815/18 Federatie Nederlandse Vakbeweging

Contentverzamelaar

C-815/18 Federatie Nederlandse Vakbeweging

Prejudiciële hofzaak


Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement: 27 februari 2019

Schriftelijke opmerkingen: 13 april 2019

Trefwoorden : detacheringsrichtlijn, internationaal wegverkeer, chauffeurs

Onderwerp :

- Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten;

- Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I)

 

Feiten:

X Transporten oefent vanuit Erp (Noord-Brabant) een transportonderneming uit. X Transporten, X GmbH (een vennootschap naar Duits recht) en Silo-Tank (een vennootschap naar Hongaars recht) zijn zusterondernemingen en behoren tot hetzelfde concern. P. is bestuurder en aandeelhouder van X Transporten en van X GmbH en Silo-Tank. X Transporten c.s. maken op het gebied van ICT en financiën gebruik van de in Nederland gevestigd onderneming X Company Services B.V.

X Transporten is lid van de Vereniging Goederenvervoer Nederland. Deze vereniging heeft met FNV de cao Goederenvervoer (hierna: cao GN) gesloten, laatstelijk (voor zover in deze procedure van belang) per 1 januari 2012. De cao GN heeft een looptijd tot en met 31 december 2013 en is niet algemeen verbindend verklaard. De cao Beroepsgoederenvervoer over de weg en verhuur van mobiele kranen (hierna: cao Beroepsgoederenvervoer) is met ingang van 31 januari 2013 tot en met 31 december 2013 algemeen verbindend verklaard. In het Besluit van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 25 januari 2013 (Stcrt. 2013/2496, Dictum IV) is aan ondernemingen die vallen onder de cao GN vrijstelling verleend van de toepasselijkheid van de cao Beroepsgoederenvervoer. Deze vrijstelling geldt voor X Transporten. Binnen het concern van X Transporten c.s. zijn chauffeurs uit Duitsland en Hongarije werkzaam. De Duitse chauffeurs hebben een arbeidsovereenkomst met X GmbH gesloten, de Hongaarse chauffeurs met Silo-Tank. De basisarbeidsvoorwaarden zoals neergelegd in de cao GN worden niet op de Duitse en Hongaarse chauffeurs toegepast. X Transporten sluit met X GmbH en Silo-Tank charterovereenkomsten voor internationale transporten. Het op grond van die charterovereenkomsten verrichte vervoer vindt in meer dan overwegende mate plaats buiten Nederland en slechts voor een gering deel op Nederlands grondgebied.

In dit geding vordert FNV X Transporten c.s. te bevelen de cao GN na te leven. Aan deze vordering heeft FNV het volgende ten grondslag gelegd. X Transporten komt ten onrechte (onder meer) art. 44 leden 1 en 2 cao GN niet na. Wanneer X Transporten Duitse en Hongaarse chauffeurs inschakelt, moet zij op grond van deze zogenoemde charterbepaling bedingen dat aan die chauffeurs de basisarbeidsvoorwaarden van deze cao worden toegekend. Als Nederland het gewoonlijke werkland is moet het Nederlandse loon worden betaald. X en Silo-Tank handelen onrechtmatig jegens FNV door niet de Nederlandse basisvoorwaarden toe te passen. X Transporten is hiervoor ook aansprakelijk.

 

Overweging:

De Detacheringsrichtlijn coördineert de wetgevingen van de lidstaten, "teneinde een kern van dwingende bepalingen voor minimale bescherming vast te leggen, die in het ontvangende land in acht moeten worden genomen door werkgevers die werknemers ter beschikking stellen om tijdelijk werk uit te voeren op het grondgebied van de Lid-Staat waar de diensten worden verricht". Partijen zijn het niet eens over de relevantie van de Detacheringsrichtlijn voor internationaal wegvervoer. Zij verschillen van mening over de uitleg van het begrip 'op het grondgebied van een lidstaat' uit artikel 1, leden 1 en 3, en artikel 2, lid 1 van de Detacheringsrichtlijn moet worden uitgelegd. De uitleg hiervan is bepalend voor de vraag of chauffeurs die werkzaam zijn in het internationaal wegvervoer, zoals in deze zaak aan de orde, onder het bereik van de Detacheringsrichtlijn vallen. Verder is de verwijzende rechter van mening dat het stelsel van de Detacheringsrichtlijn moet worden gezien in samenhang met de voor internationale arbeidsovereenkomsten geldende verwijzingsregels van (onder andere) artikel 6 EVO (Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst).

 

Prejudiciële vragen:

1. Moet Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PbEG 1997, L 18/1; hierna: Detacheringsrichtlijn) aldus worden uitgelegd dat deze mede van toepassing is op een werknemer die als chauffeur werkzaam is in het internationaal wegvervoer, en zijn arbeid dus in meer dan één lidstaat verricht?

2(a). Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend luidt, aan de hand van welke maatstaf of welke gezichtspunten moet worden bepaald of een werknemer die als chauffeur werkzaam is in het internationaal wegvervoer, "op het grondgebied van een Lid-Staat" ter beschikking wordt gesteld als bedoeld in art. 1 leden 1 en 3 Detacheringsrichtlijn, en of die werknemer "gedurende een bepaalde periode werkt op het grondgebied van een Lid-Staat die niet de Staat is waar die werknemer gewoonlijk werkt" als bedoeld in art. 2 lid 1 Detacheringsrichtlijn?

2(b). Komt bij de beantwoording van vraag 2(a) betekenis toe, en zo ja welke, aan de omstandigheid dat de onderneming die de in vraag 2 (a) bedoelde werknemer ter beschikking stelt, is gelieerd - bijvoorbeeld in concernverband – aan de onderneming waaraan die werknemer ter beschikking wordt gesteld?

2(c). Indien de arbeid van de in vraag 2 (a) bedoelde werknemer deels bestaat in cabotagevervoer dat wil zeggen: vervoer dat uitsluitend wordt verricht op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat waar die werknemer gewoonlijk werkt - wordt die werknemer dan in elk geval voor dat gedeelte van zijn werkzaamheden geacht tijdelijk te werken op het grondgebied van eerstgenoemde lidstaat? Zo ja, geldt in dit verband een ondergrens, bijvoorbeeld in de vorm van een minimumperiode per maand waarin dat cabotagevervoer plaatsvindt?

3(a). Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend luidt, hoe moet het begrip 'collectieve arbeidsovereenkomsten ... die algemeen verbindend zijn verklaard' als bedoeld in art. 3 lid 1 en lid 8, eerste alinea, Detacheringsrichtlijn worden uitgelegd? Is sprake van een autonoom Unierechtelijk begrip

en is dus voldoende dat in feitelijk opzicht is voldaan aan de in art. 3 lid 8, eerste alinea, Detacheringsrichtlijn gestelde voorwaarden, of vereisen deze bepalingen tevens dat de collectieve arbeidsovereenkomst op grond van het nationale recht algemeen verbindend is verklaard?

3(b). Indien een collectieve arbeidsovereenkomst niet kan worden aangemerkt als een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst in de zin van art. 3 lid 1 en lid 8, eerste alinea, Detacheringsrichtlijn, verzet art. 56 VWEU zich dan ertegen dat een in een lidstaat gevestigde onderneming die een werknemer beschikbaar stelt op het grondgebied van een andere lidstaat, langs contractuele weg wordt verplicht tot naleving van bepalingen van een dergelijke collectieve arbeidsovereenkomst die geldt in laatstgenoemde lidstaat?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-346/06

Specifiek beleidsterrein: EZK, JenV, SZW

​​​​​​​