C-826/18 Stichting Varkens in Nood e.a.

Contentverzamelaar

C-826/18 Stichting Varkens in Nood e.a.

Prejudiciële hofzaak


Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement: 7 maart 2019

Schriftelijke opmerkingen: 20 april 2019
​​​​​​​

Trefwoorden : Verdrag van Aarhus; toegang tot de rechter bij milieuaangelegenheden

Onderwerp :

- Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden van 25 juni 1998 (Verdrag van Aarhus);

- Richtlijn 2010/75/EU van 24 november 2010 van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies;

- Richtlijn 2011/92/EU van 13 december 2001 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (gewijzigd door Richtlijn 20 14/52/EU van 16 april 2014 van het Europees Parlement en de Raad);

 

Feiten:

Op 13.10.2016 heeft vergunninghoudster een aanvraag gedaan voor de uitbreiding/wijziging van een bestaande varkenshouderij. Het gaat om het realiseren van een nieuwe stal, het in de bestaande stallen wisselen van opfokzeugen voor kraamzeugen en het realiseren van een overdekte zeugenuitloop. Op basis van de door de initiatiefnemer verstrekte ‘aanmeldnotitie milieueffectrapportage’ heeft verweerder besloten dat er voor deze aanvraag geen milieueffectrapport hoeft te worden opgesteld. Dit besluit, de aanmeldnotitie en andere bijbehorende stukken zijn ter inzage gelegd gedurende de periode van 19.08.2016 t/m 29.09.2016 in het gemeentehuis. Deze informatie is ook opgenomen in de Staatscourant van 18.08.2016, waarin staat dat het besluit moet worden aangemerkt als een voorbereidingsbesluit, en daardoor niet vatbaar is voor bezwaar of beroep, tenzij deze beslissing de belanghebbende los van het voor te bereiden besluit rechtstreeks in zijn belang treft. De aanvraag is ook bekendgemaakt in het Gemeenteblad van verweerders gemeente van 21.10.2016. Verweerder heeft de omgevingsvergunning verleend op 28.09.2017, wat ook bekendgemaakt is in de Staatscourant. Eiseressen hebben geen zienswijze tegen de ontwerpvergunning naar voren gebracht, maar stellen dat dit hun niet te verwijten is, omdat verweerder op onjuiste wijze kennis heeft gegeven van de ontwerpvergunning. Eiseressen hebben beroep ingesteld tegen de verleende vergunning en stellen dat de vergunning niet volgens de voorgeschreven procedure is verleend, en voeren ook inhoudelijke gronden aan tegen de vergunning.

 

Overweging:

De verwijzende rechter stelt vast dat de bepalingen in het Verdrag van Aarhus, Richtlijn 2010/75 en Richtlijn 2011/92 met betrekking tot inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter door ‘het publiek’ niet in alle opzichten duidelijk, en mogelijk zelfs tegenstrijdig zijn. Hierbij is de verwijzende rechter van mening dat het Verdrag van Aarhus leidend is, en (bij strijdigheid) voorrang heeft op Richtlijn 2010/75 en Richtlijn 2011/92. Volgens de verwijzende rechter heeft het Hof zich nog niet expliciet uitgesproken over de vraag of leden van ‘het publiek’ toegang tot de rechter dienen te hebben in die zin dat de rechter een inhoudelijk oordeel dient te geven over een gestelde schending van de voor het publiek geldende procedurevereisten en inspraakrechten, zoals neergelegd in het Verdrag van Aarhus.

 

Prejudiciële vragen:

1. Moet het Europese recht en in het bijzonder artikel 9, tweede lid, van het Verdrag van Aarhus zo worden uitgelegd dat het zich er tegen verzet dat het recht op toegang tot de rechter voor het publiek (public) (eenieder), voor zover dit niet het betrokken publiek (public concerned) (belanghebbenden) is, in volle omvang wordt uitgesloten?

Als vraag 1 bevestigend wordt beantwoord:

2. Moet het Europese recht en in het bijzonder artikel 9, tweede lid, van het Verdrag van Aarhus zo worden uitgelegd dat hieruit voortvloeit dat het publiek (public ) (eenieder) bij gestelde schending van voor dit publiek geldende procedurele vereisten en inspraakrechten, zoals opgenomen in artikel 6 van dit verdrag, toegang tot de rechter dient te hebben? Is daarbij van belang dat het betrokken publiek (public concerned) (belanghebbenden) op dit punt toegang tot de rechter heeft en daarnaast ook materiële klachten bij de rechter naar voren kan brengen?

3. Moet het Europese recht en in het bijzonder artikel 9, tweede lid, van het Verdrag van Aarhus zo worden uitgelegd dat het zich er tegen verzet dat de toegang tot de rechter voor het betrokken publiek (public concerned) (belanghebbenden) afhankelijk wordt gesteld van het gebruikmaken van inspraak in de zin van artikel 6 van dit verdrag?

Als vraag 3 ontkennend wordt beantwoord:

4. Moet het Europese recht en in het bijzonder artikel 9, tweede lid, van het Verdrag van Aarhus zo worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationaalrechtelijke bepaling, die de toegang tot de rechter tegen een besluit uitsluit voor het betrokken publiek (public concerned) (belanghebbenden) aan wie redelijkerwijs verweten kan worden geen zienswijzen tegen (onderdelen van) het ontwerpbesluit naar voren te hebben gebracht?

Als vraag 4 ontkennend wordt beantwoord:

5. Is het volledig aan de nationale rechter om op basis van de omstandigheden van het geval een oordeel te geven over wat moet worden verstaan onder 'aan wie redelijkerwijs kan worden verweten' of is de rechter gehouden daarbij bepaalde Europeesrechtelijke waarborgen in acht te nemen?

6. In hoeverre is de beantwoording van de vragen 3, 4 en 5 anders als het gaat om het publiek (public) (eenieder), voor zover dit niet het betrokken publiek (public concerned) (belanghebbenden) is?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-355/08 P, WWF-UK; C-664/15, Protect Natur-, Arten- und Landschaftschutz Umweltorganisation; C-137/14, Commissie/Duitsland; C-263/08, Djurgården-Lilla Värtans Miljöskyddsförening

Specifiek beleidsterrein: LNV; J&V; EZK