C-83/23 H GmbH 

Contentverzamelaar

C-83/23 H GmbH 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    14 april 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    31 mei 2023

Trefwoorden: Belastingen, sale-and-lease-back transacties, insolventieprocedure, terugvorderingsrecht

Onderwerp:

•            Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

Feiten:

Verzoekster, de rechtsopvolger van “KG”, least boten, onder andere door zogenaamde Sale-and-lease-back transacties tussen KG (koper) en E-GmbH (verkoper). E-GmbH verstrekte KG de facturen aangaande de verkoop van boten met vermelding van te betalen btw, vermeldde de binnenlandse btw in haar belastingaangiften en droeg deze af. De boten bevonden zich op het tijdstip van de verkoop echter niet in Duitsland, maar Italië. De door E-GmbH aan KG in rekening gebrachte binnenlandse btw werd door haar verschuldigd en was daarom voor KG niet als voorbelasting aftrekbaar. KG heeft alle voorbelasting terugbetaald aan de Duitse belastingdienst en vroeg E-GmbH  om een herziening van de factuur zodat daarop geen binnenlandse belasting meer wordt vermeld. Bij E-GmbH was inmiddels de insolventieprocedure ingesteld. De belastingdienst heeft het door E-GmbH betaalde btw-bedrag terugbetaald aan de boedel. Verzoekster vordert bij de Duitse rechter aanpassing van de door haar verschuldigde btw.

Overweging:

Een nationale regeling moet het mogelijk maken dat enerzijds de dienstverrichter die de btw bij vergissing heeft afgedragen aan de belastingdienst om teruggaaf daarvan kan verzoeken, en anderzijds de dienstontvanger langs civielrechtelijke weg het onverschuldigd betaalde van die dienstverrichter kan terugvorderen. Wanneer de teruggaaf van de btw onmogelijk of uiterst moeilijk wordt, met name in geval van insolventie van de dienstverrichter, moeten  de lidstaten voorzien in de middelen die nodig zijn om de dienstontvanger in staat te stellen de ten onrechte in rekening gebrachte en betaalde btw terug te krijgen. De vraag in casu is echter of er sprake is van een civielrechtelijk terugvorderingsrecht of louter een recht op verstrekking van een factuur met Italiaanse btw. De verrichter in het hoofdgeding heeft ook de mogelijkheid om zich in Italië voor btw-doeleinden te laten identificeren, zodat hij vervolgens met vermelding van een btw-nummer van deze lidstaat aan de ontvanger van de prestatie een factuur met vermelding van de btw van deze lidstaat zou kunnen verstrekken. Deze factuur zou verzoekster vervolgens in Italië recht geven op aftrek van voorbelasting. Dit zou echter in de weg kunnen staan aan het feit dat het rechtstreekse vorderingsrecht tot teruggaaf van de btw niet algemeen is gebaseerd op de omzetbelasting krachtens de btw-richtlijn, maar dat, indien de harmonisering van het btw-stelsel in de Europese Unie niet volledig wordt doorgevoerd, het “binnenlandse recht op teruggaaf” alleen betrekking heeft op de afgedragen nationale omzetbelasting.

Prejudiciële vragen:

1. Heeft een in het binnenland gevestigde ontvanger van een prestatie een zogenoemd rechtstreeks vorderingsrecht jegens de binnenlandse belastingdienst, overeenkomstig het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 15 maart 2007, Reemtsma Cigarettenfabriken (C-35/05, EU:C:2007:167), wanneer

a) aan de ontvanger van de prestatie door een verrichter, die eveneens in het binnenland is gevestigd, een factuur wordt verstrekt waarop de binnenlandse btw is aangegeven, die de ontvanger van de prestatie betaalt, waarbij de verrichter de op de factuur aangegeven btw naar behoren afdraagt,

b) het bij de in rekening gebrachte prestatie echter om een in een andere lidstaat verrichte prestatie gaat,

c) aan de ontvanger van de prestatie derhalve de aftrek van voorbelasting in het binnenland wordt geweigerd, aangezien er geen sprake is van een in het binnenland wettelijk verschuldigde belasting,

d) de verrichter de factuur vervolgens aldus herziet dat daarop geen binnenlandse belasting meer wordt vermeld en het bedrag van de factuur bijgevolg vermindert met de hoogte van de belasting die was vermeld,

e) de ontvanger van de prestatie op grond van het instellen van een insolventieprocedure met betrekking tot het vermogen van de verrichter vorderingen tot betaling jegens de verrichter niet kan afdwingen, en

f) voor de in de andere lidstaat tot dusver niet geïdentificeerde verrichter de mogelijkheid bestaat om zich in deze lidstaat voor de btw te laten identificeren, zodat hij vervolgens met vermelding van een btw- nummer van deze lidstaat aan de ontvanger van de prestatie een factuur zou kunnen verstrekken met vermelding van de btw van deze lidstaat, die de ontvanger van de prestatie in deze lidstaat recht zou geven op aftrek van voorbelasting door middel van de bijzondere procedure krachtens richtlijn 2008/9/EG van 12 februari 2008?

2. Is het voor de beantwoording van deze vraag van belang dat de binnenlandse belastingdienst aan de verrichter op grond van het louter herzien van de factuur de belasting heeft terugbetaald, hoewel de verrichter op grond van het instellen van de insolventieprocedure met betrekking tot zijn vermogen niets aan de ontvanger van de prestatie heeft terugbetaald? 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:, , C-35/05, C-397/21

Specifiek beleidsterrein: FIN