C-833/18 Brompton Bicycle
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 1 maart 2019
Schriftelijke opmerkingen: 15 april 2019
Trefwoorden : auteursrecht; verschijningsvormen
Onderwerp :
- Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij
Feiten:
Brompton Bicycle beschuldigt CHEDECH ervan inbreuk te maken op Brompton’s auteursrecht betreffende haar vouwfietsen. Net als de vouwfietsen van CHEDECH, hebben die van Brompton drie standen (gevouwen, open en stand-by). Brompton meent daarom dat inbreuk wordt gemaakt op haar auteursrecht door de identieke verschijningsvormen van de vouwfietsen. Richtlijn 2001/29/EG bepaalt dat voor gebruiksvoorwerpen auteursrechtelijke bescherming uitgesloten is indien het gaat om verschijningsvormen die noodzakelijk zijn voor het bereiken van het technische resultaat. CHEDECH stelt dat dit laatste in deze zaak ook het geval is.
Overweging:
In de Belgische rechtspraak wordt ter bepaling van noodzakelijkheid het onlosmakelijke verbandcriterium toegepast, maar het Hof past evenwel een ander criterium toe, namelijk het oorzakelijkheidscriterium. In dat licht wenst de verwijzende Belgische rechter duidelijkheid te verkregen van het Hof.
Prejudiciële vragen:
- het bestaan van andere mogelijke verschijningsvormen waarmee hetzelfde technische resultaat kan worden bereikt?
- de doeltreffendheid van de verschijningsvorm om dat resultaat te bereiken?
- de wil van de vermeende inbreukmaker om dat resultaat te bereiken?
- het bestaan van een thans vervallen vroeger octrooi op het procedé waarmee het gewenste technische resultaat kan worden bereikt?
Aangehaalde rechtspraak: INFOPAQ, C-5/08; AINER, C-145/10; DOCERAM, C-395/16.
Specifiek beleidsterrein: J&V, EZK