C-854/19 Vodafone
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 3 februari 2020 Schriftelijke opmerkingen: 20 maart 2020
Trefwoorden : roamingdatadienst, fair use policy, add-on
Onderwerp :
• Verordening (EU) nr. 531/2012 van het Europees Parlement en de Raad van13 juni 2012 betreffende roaming op openbare mobielecommunicatienetwerken binnen de Unie.
• Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2286 van de Commissie van 15 december 2016 tot vaststelling van gedetailleerde voorschriften betreffende de toepassing van het beleid inzake redelijk gebruik, betreffende de methodologie voor de beoordeling van de houdbaarheid van de afschaffing van retailroamingtoeslagen en betreffende de ten behoeve van die beoordeling door een roamingaanbieder in te dienen aanvraag
Feiten:
Verzoekster is een telecommunicatieonderneming die haar klanten onder meer tegen verschillende tarieven mobieletelefoniediensten aanbiedt. Sinds 26-10-2017 kunnen klanten de door haar aangeboden abonnementen uitbreiden met zogenoemde Vodafonepassen. Deze passen gelden alleen in het binnenland en bieden de mogelijkheid om gebruik te maken van de diensten van partnerondernemingen van verzoekster, met de bijzonderheid dat het hierdoor verbruikte datavolume niet in mindering wordt gebracht op het datavolume dat in het onderliggende mobiele tarief is inbegrepen. In het buitenland wordt daarentegen het door gebruikmaking van de diensten van partnerondernemingen verbruikte datavolume wel in mindering gebracht op het datavolume dat in het mobiele tarief is begrepen. Voorts behoudt verzoekster zich het recht voor om de Vodafonepassen in de toekomst ook in andere Europese landen aan te bieden. In dat geval zal voor het gebruik van de Vodafonepassen in andere Europese landen een fair use policy gelden met een verbruiksplafond van 5 GB data per bundel per maand. Het Duits federaal agentschap voor netwerken heeft bij besluit van 15-06-2018 geconstateerd dat de Vodafonepassen wegens het in mindering brengen van het gebruik van de daaronder vallende apps in het buitenland op het betreffende vaste datavolume in strijd zijn met artikel 6 bis juncto artikel 2, lid 2, onder r), van verordening 531/2012. Bovendien heeft zij vastgesteld dat het „redelijke” plafond van 5 GB strijdig is met artikel 6 ter, lid 1, van verordening 531/2012, voor zover dit volume lager is dan het overeenkomstig deze bepaling berekende volume. Verzoekster voert aan dat de Vodafonepassen een zelfstandige datacommunicatiedienst zijn en geen onderdeel vormen van één gereguleerde roamingdatadienst in de zin van artikel 6 bis, van verordening 531/2012. Daarnaast stelt zij dat de Vodafonepassen „add-ons” zijn in de zin van de richtsnoeren van het Berec en dat daarom ook artikel 4, lid 2, eerste alinea, van de uitvoeringsverordening van toepassing is.
Overweging:
Volgens de verwijzende rechter bestaan er ernstige redenen om aan te nemen dat de tarieven van verzoekster in strijd zijn met artikel 6 bis van verordening 531/2012, aangezien zij zonder twijfel gereguleerde roamingdatadiensten zijn. Deze mobiele tarieven bieden een roamingklant de mogelijkheid om van pakketgeschakelde datacommunicatiediensten gebruik te maken, terwijl hij met een bezocht netwerk verbonden is. Met de Vodafonepassen kan gebruik worden gemaakt van gekozen diensten van partnerondernemingen zonder dat het in het mobiele tarief vastgelegde datavolume wordt verbruikt. Dit niet in mindering brengen van het verbruikte datavolume op het in het onderliggende mobiele tarief vastgelegde datavolume staat in de weg aan verzoeksters veronderstelling dat de passen uitsluitend in het binnenland geldende communicatiediensten zijn, waarbij extra datavolume beschikbaar wordt gesteld. Uit het voorgaande blijkt namelijk dat zij onderdeel van het onderliggende mobiele tarief zijn. De verwijzende rechter is van oordeel dat de juistheid van de opvatting dat verzoekster inbreuk maakt op artikel 6 bis van verordening 531/201 echter niet zo overduidelijk is en legt dit voor aan het Hof. Verder stelt de verwijzende rechter dat verzoekster inbreuk maakt op artikel 6 ter, van verordening 531/2012 juncto artikel 4, lid 2, eerste alinea, van uitvoeringsverordening 2016/2286. Zoals reeds is uiteengezet, moeten de Vodafonepassen worden beschouwd als onderdeel van het onderliggende mobiele tarief en dientengevolge van een gereguleerde (data)roamingdienst. Om die reden kan een beleid voor redelijk gebruik in ieder geval geen betrekking hebben op de Vodafonepassen als zodanig. Deze passen kunnen daarnaast ook geen add-ons zijn aangezien uit de rechtspraak van de hoogste bestuursrechter van de deelstaat Nordrhein- Westfalen volgt dat hier alleen sprake van is wanneer extra datavolume tegen een vergoeding wordt aangesloten, nadat het oorspronkelijk beschikbare datavolume is verbruikt. Dat is niet het geval bij de door verzoekster aangeboden Vodafonepassen. Ook een inbreuk op artikel 6 ter, lid 1, eerste alinea, van verordening 531/2012 acht de verwijzende rechter niet zo overduidelijk dat overeenkomstig de „acte clair-doctrine” kan worden afgezien van een prejudiciële beslissing van het Hof.
Prejudiciële vragen:
1. a) Moet het begrip „gereguleerde roamingdatadienst” in de zin van artikel 6 bis juncto artikel 2, lid 2, onder m), van verordening (EU) nr. 531/2012 in een geval waarin een mobiel tarief dat door de klant kan worden gebruikt in het buitenland en voor mobiel dataverkeer een vast datavolume per maand biedt, na verbruik waarvan een snelheidsverlaging plaatsvindt, dat kan worden uitgebreid met een kosteloze tariefoptie waarmee in het binnenland gebruik kan worden gemaakt van bepaalde diensten van partnerondernemingen van de telecommunicatieonderneming zonder dat de door de gebruikmaking van deze diensten verbruikte hoeveelheid data op het maandelijkse datavolume binnen het mobiele tarief in mindering wordt gebracht, terwijl de betreffende hoeveelheid data in het buitenland wel in mindering wordt gebracht op het maandelijkse datavolume binnen het mobiele tarief, aldus worden uitgelegd dat het mobiele tarief en de tariefoptie tezamen moeten worden beschouwd als één gereguleerde roamingdatadienst, met het gevolg dat het ontoelaatbaar is dat alleen het door het binnenlandse gebruik van de diensten van partnerondernemingen verbruikte datavolume niet op het maandelijkse datavolume in mindering wordt gebracht? b) Indien de eerste vraag, onder a), bevestigend wordt beantwoord: Moet artikel 6 bis van verordening nr. 531/2012 in een situatie als aan de orde in dit geding aldus worden uitgelegd dat het in mindering brengen van de door het buitenlandse gebruik van de diensten van partnerondernemingen verbruikte hoeveelheid data op het maandelijkse datavolume van het mobiele tarief moet worden beschouwd als het in rekening brengen van een toeslag? c) Indien de eerste vraag, onder a), en de eerste vraag, onder b), bevestigend worden beantwoord: Geldt dit ook wanneer in een situatie als aan de orde in dit geding, voor de tariefoptie een vergoeding moet worden betaald?
2. a) Indien de eerste vraag, onder a), bevestigend wordt beantwoord: Moet artikel 6 ter, lid 1, eerste alinea, van verordening nr. 531/2012 in een situatie als aan de orde in dit geding aldus worden uitgelegd dat het beleid inzake redelijk gebruik (fair use policy) ten aanzien van de gebruikmaking van gereguleerde retailroamingdiensten ook kan worden toegepast op de tariefoptie als zodanig? b) Indien de eerste vraag, onder a), bevestigend en de tweede vraag, onder a), ontkennend wordt beantwoord: Moet artikel 6 ter, lid 1, eerste alinea, van verordening nr. 531/2012 in een situatie als aan de orde in dit geding aldus worden uitgelegd dat gemeenschappelijk beleid inzake redelijk gebruik („fair use policy”) ten aanzien van de gebruikmaking van gereguleerde retailroamingdiensten zowel op het mobiele tarief als op de tariefoptie kan worden toegepast, met het gevolg dat de berekening van het in het kader van gemeenschappelijk beleid inzake redelijk gebruik beschikbaar te stellen datavolume moet worden gebaseerd op de totale binnenlandse retailprijs van het mobiele tarief dan wel op de som van de totale binnenlandse retailprijzen van het mobiele tarief en de tariefoptie? c) Indien de eerste vraag, onder a), bevestigend en de tweede vraag, onder a) en b), ontkennend worden beantwoord: Is artikel 6 ter, lid 1, eerste alinea, van verordening nr. 531/2012 juncto artikel 4, lid 2, eerste alinea, van uitvoeringsverordening 2016/2286 in een situatie als aan de orde in dit geding, in zoverre overeenkomstig van toepassing dat beleid inzake redelijk gebruik („fair use policy”) op de tariefoptie als zodanig kan worden toegepast?
3. a) Indien de tweede vraag, onder a) of onder c) bevestigend wordt beantwoord: Moet het begrip „open databundel” in de zin van artikel 6 ter, lid 1, eerste alinea, van verordening nr. 531/2012 juncto artikel 4, lid 2, eerste alinea, en artikel 2, lid 2, onder c), van uitvoeringsverordening 2016/2286 aldus worden uitgelegd dat een tariefoptie waarvoor een vergoeding moet worden betaald op zich als open databundel moet worden aangemerkt? b) Indien de derde vraag, onder a), bevestigend wordt beantwoord: Geldt dit ook in een geval als aan de orde in dit geding, wanneer voor de tariefoptie geen vergoeding moet worden betaald?
4) Indien de tweede vraag, onder a) of onder c), bevestigend en de derde vraag, onder a) of onder b), ontkennend wordt beantwoord: Moet artikel 6 ter, lid 1, eerste alinea, van verordening nr. 531/2012 juncto artikel 4, lid 2, eerste alinea 1, van uitvoeringsverordening 2016/2286 in een situatie als aan de orde in dit geding aldus worden uitgelegd dat voor de berekening ook het volume, dat in het kader van een afzonderlijk op de tariefoptie als zodanig toepasselijk beleid inzake redelijk gebruik („fair use policy”) aan de roamingklant beschikbaar moet worden gesteld, onder de binnenlandse totale retailprijs van het mobiele tarief valt?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie:
Specifiek beleidsterrein: EZK