C-86/19 SL

Contentverzamelaar

C-86/19 SL

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

 

Termijnen: Motivering departement: 2 april 2019
Schriftelijke opmerkingen: 19 mei 2019

Trefwoorden : internationale luchtvervoer; montreal; vergoeding; koffer

Onderwerp :

- Verdrag van Montreal van 28 mei 1999 tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer.

 

Feiten:

SL had een vlucht geboekt bij Vueling Airlines om via Barcelona van Ibiza naar Fuerteventura te reizen op 18.09.2017. Na afgifte van de bagage verliep de vlucht normaal. Bij aankomst op de luchthaven van bestemming stelde SL vast dat haar koffer niet aankwam, waarop zij het overeenkomstige Property Irregularity Report (PIR) heeft ingediend. Nadat een redelijke termijn was verstreken zonder dat de luchtvaartmaatschappij de koffer had teruggevonden, heeft verzoekster op 11.12.2017 een vordering tegen Vueling ingesteld tot betaling van de maximale schadevergoeding van 1.131 bijzondere trekkingsrechten (€1.400,-) voor het verlies van haar bagage, aangezien het de meest ernstige van de in artikel 22(2) VM omschreven situaties betrof. De verwerende onderneming verzet zich tegen die vordering. Hoewel zij erkent dat de bagage van verzoekster nog steeds niet is teruggevonden, weigert zij de maximale schadevergoeding te betalen en biedt zij een vergoeding van slechts €250,- aan voor de materiële en immateriële schade die voortvloeit uit het verlies van de koffer. Verweerder stelt dat SL niet aangeeft wat er in de koffer zat of wat de waarde daarvan was, dat zij geen bewijsstukken overlegt voor de betalingen die zij heeft gedaan om de desbetreffende voorwerpen te vervangen, en dat zij evenmin vermeldt hoeveel kilo bagage er in de koffer zat. Deze gegevens zijn volgens verweerster noodzakelijk om de maximale schadevergoeding te kunnen toekennen.

 

Overweging:

De standpunten van de partijen in dit geding vormen in feite een afspiegeling van de juridische onenigheid ten aanzien van de uitlegging van de artikelen 17(2) en 22(2) van het Verdrag van Montreal. Hoewel sommige gerechtshoven en rechtbanken ervoor pleiten om de maximale schadevergoeding van 1.131 bijzondere trekkingsrechten toe te kennen indien het verlies van de bagage wordt erkend, zonder van de passagier te eisen dat hij aanvullende informatie verstrekt, zijn andere van oordeel dat het verlies van de koffer niet volstaat om de 1.131 bijzondere trekkingsrechten toe te kennen, omdat het een maximale aansprakelijkheidsgrens betreft die door de rechter moet worden gematigd op grond van verschillende parameters, waarbij het de plicht is van de passagier om aan te geven en aan te tonen wat de waarde is van de voorwerpen in de koffer of de voorwerpen die hij heeft moeten kopen om ze te vervangen, hoeveel kilo bagage de koffer bevatte, of dat het verlies zich heeft voorgedaan tijdens de heenreis of tijdens de terugreis.

 

Prejudiciële vraag:

Dient de luchtvaartmaatschappij, indien het verlies van de koffer is erkend, de passagier altijd en in alle gevallen de maximale schadevergoeding van 1 131 bijzondere trekkingsrechten te betalen, aangezien het de meest ernstige van de in artikel 17, lid 2, en artikel 22, lid 2, van het Verdrag van Montreal van 28 mei 1999 vermelde situaties betreft, of gaat het hier om een maximale aansprakelijkheidsgrens, die gelet op de omstandigheden door de rechter kan worden gematigd, ook wanneer het gaat om het verlies van de koffer, waardoor de 1 131 bijzondere trekkingsrechten alleen worden toegekend indien de passagier met de naar recht toegestane middelen aantoont dat de waarde van de persoonlijke bezittingen en goederen in de aangegeven bagage en van de voorwerpen die hij heeft moeten aankopen om ze te vervangen die maximale aansprakelijkheidsgrens bereikt, of waarbij de rechter, indien dat niet mogelijk is, ook andere criteria in overweging kan nemen, zoals het aantal kilo bagage of het feit dat het verlies van de bagage zich tijdens de heenvlucht of tijdens de terugvlucht heeft voorgedaan, om het bedrag vast te stellen van de immateriële schade die is geleden door het ongemak dat voortvloeit uit het verlies van de bagage?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: IenW; ​​​​​​​

 

Gerelateerde documenten