C-87/23 Latvijas Informacijas un komunikacijas tehnologijas asociacija

Contentverzamelaar

C-87/23 Latvijas Informacijas un komunikacijas tehnologijas asociacija

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    19 april 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    5 juni 2023

Trefwoorden: staatssteunprogramma’s, driepartijencontract

Onderwerp:

•            richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

Feiten:

In het kader van innovatie, groei en werkgelegenheid wordt steun gegeven voor het uitvoeren van projecten. Verzoeker heeft het beheren van de uitvoering van ICT-projecten toegewezen gekregen voor de opleiding van werknemers. Zij factureerde de begunstigde van de opleiding inclusief btw. De externe aanbieder van de opleiding factureerde de verzoeker voor het volledige bedrag inclusief btw, de verzoeker gaf dit aan als voorbelasting. Na afloop van het project is de subsidie overgemaakt aan de begunstigde van de opleiding, inclusief een btw-factuur voor het beheer van het project als tussenpersoon. De belastingdienst heeft een naheffing opgelegd aan verzoeker omdat de verzoeker als vereniging geen winstoogmerk heeft en slechts de beheerder, en niet de uitvoerder, van het project was. Verzoeker betwist dit.

Overweging:

De rechtspraak van het Hof bepaalt dat het recht op btw-aftrek een basisbeginsel is van het gemeenschappelijke btw-stelsel en niet kan worden beperkt. De belastingplichtige heeft recht op aftrek van de voorbelasting wanneer een rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat tussen een handeling in een eerder stadium of later stadium, waarvoor recht op aftrek bestaat. De vraag is of de verzoeker gezien kan worden als “belastingplichtige” die een economische activiteit verricht met het beheren van de uitvoering van deze projecten.

Prejudiciële vragen:

1) Moet artikel 9, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde aldus worden uitgelegd dat een non-profitorganisatie die zich bezighoudt met de uitvoering van door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling gefinancierde staatssteunprogramma’s, is aan te merken als een belastingplichtige die een economische activiteit verricht?

2) Moet artikel 28 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde aldus worden uitgelegd dat een vereniging die eigenlijk geen opleidingen verzorgt, toch gelijk te stellen is met een dienstverrichter wanneer de betreffende diensten bij een andere ondernemer zijn afgenomen om de uitvoering van een door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling gefinancierd staatssteunproject mogelijk te maken?

3) Is, wanneer de dienstverrichter van de dienstontvanger slechts een gedeeltelijke tegenprestatie (30 %) ontvangt voor de verrichte dienst en de resterende waarde van die dienst wordt betaald met steun uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, de belastbare tegenprestatie overeenkomstig artikel 73 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde dan het totale bedrag dat de dienstverrichter ontvangt van de dienstontvanger én van een derde in de vorm van de steun?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-320/17

Specifiek beleidsterrein: FIN

Gerelateerde documenten