C-9/14 Kieback

Contentverzamelaar

C-9/14 Kieback

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   3 maart 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   17 maart 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   17 april 2014
Trefwoorden: (loon-)belasting; vrij verkeer werknemers

Onderwerp: Artikel 39 EG (vrij verkeer werknemers)

Verzoeker D.G. Kieback heeft de DUI nationaliteit, woont in Radebeul/DUI en werkt in het Academisch Ziekenhuis Maastricht. Dit alles tot 1 april 2005 want dan emigreert hij naar de VS. Zijn woning in Aken, waarde € 710.000, blijft tot 20 juni zijn eigendom (in de zin van de Wet IB 2001).
Hij ontvangt een belastingaanslag over 2005 en gaat in bezwaar, maar dat wordt door de inspecteur afgewezen. De Rb Breda waar hij in beroep gaat stelt hem in het gelijk, de Inspecteur gaat in hoger beroep bij Hof DB. Dat oordeelt, onder verwijzing naar het arrest Renneberg, dat verzoeker op één lijn gesteld moet worden met een inwoner van NL voor wie de belastingplicht door emigratie naar de VS eindigt. Verzoeker gaat in cassatie.

De verwijzende NL HR gaat ervan uit dat indien verzoeker ingezetene van NL was geweest hij in de gewraakte periode had kunnen genieten van aftrek van hypotheekrente. De (negatieve) inkomsten uit zijn woning kunnen worden vastgesteld op € 1065, en gezien de door verzoeker in de eerste drie maanden betaalde hypotheekrente (€ 11.844) had hij € 10.779 als totaal aan negatieve inkomsten kunnen opgeven. Als buitenlands belastingplichtige heeft verzoeker echter geen recht op aftrek van deze negatieve inkomsten. De vraag rijst dan ook of verzoeker, op grond van de regels over het vrije verkeer van werknemers binnen de EU, net als een ingezetene, recht heeft op het genoemde bedrag. En hoe de rechtspraak van het Hv|JEU uitgelegd moet worden nu verzoeker het grootste deel van het litigieuze jaar in een niet-EU-staat werkt en verblijft. Hij stelt het HvJEU de volgende vragen:
1. Moet artikel 39 EG in die zin worden uitgelegd dat de lidstaat waar een belastingplichtige werkzaamheden in loondienst uitoefent, bij de heffing van inkomstenbelasting rekening dient te houden met de persoonlijke en gezinssituatie van de betrokkene in een geval waarin
(i) deze belastingplichtige slechts gedurende een deel•van het belastingjaar in die lidstaat heeft gewerkt terwijl hij toen in een andere lidstaat woonde,
(ii) hij zijn inkomen gedurende die periode geheel of nagenoeg geheel heeft verworven in die werkstaat, (iii) hij in de loop van het betrokken jaar is gaan wonen en werken in een andere staat, en
(iv) hij over het gehele belastingjaar beschouwd zijn inkomen niet geheel of nagenoeg geheel in de eerstbedoelde werkstaat heeft verworven?
2. Maakt het voor het antwoord op de eerste vraag verschil of de staat waar de werknemer in de loop van het belastingjaar is gaan wonen en werken al dan niet een lidstaat van de Europese Unie is?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-527/06 Renneberg
Specifiek beleidsterrein: FIN, mede SZW

Gerelateerde documenten