C-90/22 Gjensidige

Contentverzamelaar

C-90/22 Gjensidige

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    20 april 2022
Schriftelijke opmerkingen:                    6 juni 2022

Trefwoorden : rechterlijke bevoegdheid; voorrang; forumkeuzebeding; openbare orde;

Onderwerp :

•          Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Brussel Ibis-verordening);

•          Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (hierna: CMR)

Feiten:

Het gaat in deze zaak om een vervoersovereenkomst tussen klant ACC Distribution en vervoerder Rhenus Logistics. In artikel 3 van die overeenkomst is een forumkeuzebeding opgenomen. Dat beding verleent de rechter in het arrondissement waar de klant woont, de bevoegdheid om te oordelen over geschillen. In deze zaak gaat het om de Litouwse rechter, aangezien ACC Distribution daar statutair is gevestigd.

Tijdens het vervoer van een zending van Nederland naar Litouwen is een gedeelte van de zending gestolen. Verzekeraar Gjensidige heeft de schade uitgekeerd aan ACC Distribution. Vervoerder Rhenus Logistics heeft bij de Nederlandse rechter verzocht om een negatieve verklaring voor recht waarin de wettelijke grenzen van zijn aansprakelijkheid worden vastgesteld. Verzekeraar Gjendisige en ACC Distribution hadden aangevoerd dat de Litouwse rechter bevoegd is om kennis te nemen van het geschil, gelet op het forumkeuzebeding. De Nederlandse rechter oordeelde dat het forumkeuzebeding in strijd was met artikel 31 CMR en nietig was ingevolge artikel 41, lid 1 CMR.

Gjensidige is vervolgens een procedure gestart bij de Litouwse rechter tot toekenning van een schadevergoeding (de vordering tot schadevergoeding is door middel van subrogatie overgegaan van ACC Distribution naar Gjensidige). Door het instellen van deze vordering is een situatie van litispendentie ontstaan (zelfde geschil tegelijkertijd bij twee gerechten). De Litouwse rechter had de zaak geschorst in afwachting van een uitspraak van de Nederlandse rechter en heeft vervolgens rechtskracht verleend aan de definitieve uitspraak van die rechter. Uiteindelijk is de procedure in Litouwen terechtgekomen bij de verwijzende rechter. Die rechter vraagt zich af of het forumkeuzebeding als exclusief had moeten worden aangemerkt (waardoor alleen de Litouwse rechter bevoegd zou zijn geweest) en wat de rechtsgevolgen van de schending van dat beding zijn.

Overweging:

Voor de beslechting van het geschil vraagt de verwijzende rechter in de eerste plaats om een nadere verduidelijking van artikel 71 van de Brussel Ibis-verordening, waarin de voorrang van die verordening op bijzondere verdragen zoals het CMR is geregeld. Forumkeuzebedingen zijn op grond van de Brussel Ibis-verordening exclusief en bij het CMR niet, waardoor forumkeuzebedingen volgens het CMR en de verordening op tegengestelde wijze worden beoordeeld. In de tweede plaats verzoekt de verwijzende rechter om een uitlegging van artikel 45, lid 1, onder e, ii van de Brussel Ibis-verordening, op grond waarvan een rechter een beslissing van een andere lidstaat mag weigeren indien de rechter uit de andere lidstaat zich in strijd met artikel 24 van de Brussel Ibis-verordening (exclusieve bevoegdheid) bevoegd heeft verklaard. De rechter wil weten of die bepaling ook betrekking kan hebben op forumkeuzebedingen (artikel 25 van de Brussel Ibis-verordening). In de derde plaats stelt de verwijzende rechter een vraag over de term ‘openbare orde’, omdat de erkenning van een beslissing van een andere lidstaat kan worden geweigerd indien de erkenning kennelijk in strijd zou zijn met de openbare orde (artikel 45, lid 1, onder a, Brussel Ibis-verordening). De toepassing van artikel 31 CMR heeft namelijk niet alleen tot gevolg dat een andere rechter bevoegd wordt dan de rechter die volgens het forumkeuzebeding bevoegd zou zijn, maar ingevolge artikel 29 CMR zou dit ook tot gevolg hebben dat het toepasselijke recht wordt gewijzigd. Het toepasselijke recht is namelijk gekoppeld aan de bevoegdheid van het aangezochte gerecht. De rechter wil weten of hij de erkenning van een beslissing van een andere lidstaat mag weigeren, indien de toepassing van een verdrag (zoals het CMR), tot een rechtssituatie leidt waarin zowel het forumkeuzebeding als het beding inzake het toepasselijke recht niet wordt nageleefd.

Prejudiciële vragen:

1. Kan artikel 71 van verordening nr. 1215/2012, gelet op de artikelen 25, 29 en 31 en de overwegingen 21 en 22 ervan, aldus worden uitgelegd dat het de toepassing van artikel 31 CMR ook toestaat in gevallen waarin een geschil dat binnen de werkingssfeer van die beide rechtsinstrumenten valt, het voorwerp is van een forumkeuzebeding?

2. Kan artikel 45, lid 1, onder e), ii), van verordening nr. 1215/2012, gelet op de bedoeling van de wetgever om de bescherming van forumkeuzebedingen in de Europese Unie te versterken, breder worden uitgelegd, in die zin dat deze bepaling niet alleen ziet op afdeling 6 van hoofdstuk II van die verordening, maar ook op afdeling 7 ervan?

3. Kan de in verordening nr. 1215/2012 gehanteerde term „openbare orde”, na beoordeling van de kenmerken van de situatie en de daaruit voortvloeiende rechtsgevolgen, aldus worden uitgelegd dat deze term de grond omvat voor weigering om een beslissing van een andere lidstaat te erkennen, indien de toepassing van een bijzonder verdrag, zoals het CMR, tot een rechtssituatie leidt waarin zowel het forumkeuzebeding als het beding inzake het toepasselijke recht niet wordt nageleefd in dezelfde zaak?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-116/02; C-420/07; C-533/08 (TNT Express Nederland); C-452/12 (Nipponkoa Insurance Co); C-157/13; C-302/13 (flyLAL); C-681/13; C-386/17

Specifiek beleidsterrein: JenV