C-910/19 Bankia

Contentverzamelaar

C-910/19 Bankia

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     19 februari 2020
Schriftelijke opmerkingen:                     5 april 2020

Trefwoorden : beleggers, uitgifteprospectus, aandelen,

Onderwerp :

Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van richtlijn 2001/34/EG.

 

Feiten:

In 2011 heeft Bankia S. A. met het oog op haar beursgang een openbare aanbieding tot inschrijving op aandelen uitgebracht. Vanaf 29-06-2011 tot 18-07-2011 vond de zogenoemde „bookbuildingperiode” plaats, waarin potentiële gekwalificeerde beleggers inschrijvingsvoorstellen konden formuleren. De bookrunner zou in die periode „activiteiten voor de verspreiding en de promotie van de aanbieding” verrichten „om van de potentiële beleggers een indicatie te verkrijgen van het aantal aandelen waarop zij wilden inschrijven en van de prijs waartegen zij bereid waren dat te doen”. Op de laatste dag van die periode werd de prijs van de aandelen, zowel voor de kleinebeleggerstranche als voor de institutionele tranche, vastgesteld op 3,75 EUR. In het kader van de aanbieding heeft Bankia contact opgenomen met UMAS, een onderlinge verzekeringsmaatschappij, teneinde haar aan te bieden om in te schrijven op aandelen van de onderneming. Op 05-07-2011 heeft UMAS een aankooporder voor 160 000 aandelen van Bankia ondertekend tegen 3,75 EUR per aandeel, hetgeen neerkwam op een totale uitgave van 600 000 EUR. Als gevolg van een herziening van de jaarrekening van de uitgevende entiteit, Bankia, verloren de aandelen bijna hun volledige waarde op de secundaire markt en werd de handel ervan opgeschort. In eerdere, op verzoek van kleine beleggers ingeleide procedures heeft de verwijzende rechter in verschillende arresten geoordeeld dat het uitgifteprospectus ernstige onjuistheden bevatte met betrekking tot de werkelijke financiële situatie van de uitgevende entiteit. UMAS heeft een procedure ingeleid tegen Bankia, waarbij zij in hoofdzaak nietigverklaring van de aankoop van de aandelen vorderde wegens gebrek in de toestemming. Subsidiair vorderde zij dat Bankia aansprakelijk werd gesteld wegens het nietwaarheidsgetrouwe karakter van het uitgifteprospectus. Hier heeft Bankia hoger beroep tegen ingesteld welke gedeeltelijk gegrond werd verklaard. De rechter in tweede aanleg heeft geoordeeld dat aangezien zowel kleine als gekwalificeerde beleggers deelnamen aan de openbare aanbieding, Bankia ook gebonden was ten aanzien van laatstgenoemden. Bankia heeft vervolgens cassatieberoep ingesteld tegen deze beslissing. 

 

Overweging:

De relevante vraag in dit geding is of, wanneer een openbare aanbieding tot inschrijving op aandelen zowel tot kleine beleggers als tot gekwalificeerde beleggers is gericht en er een prospectus wordt uitgegeven voor de kleine beleggers, de vordering inzake verantwoordelijkheid voor het prospectus door beide categorieën beleggers of alleen door de kleine beleggers kan worden ingesteld, met andere woorden of de institutionele belegger zich kan beroepen op de verantwoordelijkheid voor het prospectus, ondanks het feit dat wanneer de aanbieding uitsluitend tot gekwalificeerde beleggers is gericht, publicatie van dat document niet vereist is. Noch richtlijn 2003/71/EG, noch de Spaanse wetgeving regelt uitdrukkelijk of gekwalificeerde beleggers in deze gevallen een rechtsvordering kunnen instellen inzake verantwoordelijkheid voor het prospectus, rekening houdend met het feit dat er geen prospectusplicht is wanneer de uitgifte alleen tot dat soort beleggers is gericht. Verder is het de vraag of, om te beslissen of de uitgevende onderneming aansprakelijk is, in het geval van een gekwalificeerde belegger rekening kan worden gehouden met het feit dat die belegger toegang kon hebben tot andere bronnen van informatie over de economische situatie van de uitgevende onderneming dan het prospectus.

 

Prejudiciële vragen:

1) Kan de vordering inzake verantwoordelijkheid voor het prospectus, wanneer een openbare aanbieding tot inschrijving op aandelen zowel tot kleine beleggers als tot gekwalificeerde beleggers is gericht en er een prospectus wordt uitgegeven voor de kleine beleggers, door beide categorieën beleggers worden ingesteld of alleen door de kleine beleggers?

2) Indien het antwoord op de vorige vraag luidt dat die vordering ook door de gekwalificeerde beleggers kan worden ingesteld, is het dan mogelijk hun kennis van de economische situatie van de uitgevende instelling buiten het prospectus om te beoordelen, op basis van hun juridische of commerciële relaties met die instelling (het medeaandeelhouder zijn, het deel uitmaken van haar bestuursorganen, enz.)?”

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: FIN

Gerelateerde documenten