C-92/15 Mathys

Contentverzamelaar

C-92/15 Mathys

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   15 april 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   1 mei 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   1 juni 2015
Trefwoorden: vervoersovereenkomst (binnenscheepvaart)

Onderwerp
Richtlijn 96/75/EG van de Raad van 19 november 1996 houdende voorschriften inzake bevrachting en prijsvorming in de sector nationaal en goederenvervoer over de binnenwateren in de Gemeenschap

Op 01-12-2004 is een raamovereenkomst getekend tussen verweerster De Grave Antverpia (DGA) en NV SCR Sibelco voor het vervoeren van partijen zand over de binnenwateren van Lommel naar Ghlin. De overeenkomst geldt voor de periode 01-12-2004 / 31-12-2006. DGA heeft zelf geen binnenschepen en treedt in onderhandeling met verzoeker, binnenschipper Sven Mathys, over de vrachtprijs. Er wordt een prijs per ton plus olietoeslag afgesproken op voorwaarde dat een raamovereenkomst wordt gesloten en anders een prijs zonder olietoeslag. Verzoeker krijgt een proefperiode van vier transporten om te kijken hoe hoog het brandstofverbruik is en hoeveel zand hij in één keer kan vervoeren. Op 01-03-2005 wordt een raamovereenkomst gesloten met Mathys als ‘vervoerder’ en DGA als ‘opdrachtgever’. Gedurende de looptijd van de overeenkomst neemt verzoeker ook ander werk aan, waarop hij door DGA in gebreke wordt gesteld. Verzoeker laat weten dat het schip teveel stilligt, de rentabiliteit van het schip ernstig in gevaar is gekomen en hij mede door de hoge brandstofprijs genoodzaakt is ook andere opdrachten aan te nemen. Verweerster eist daarop een schadevergoeding. Verzoeker betwist de te betalen vergoeding omdat DGA ten onrechte extra kosten in rekening heeft gebracht en niet de overeengekomen olietoeslag heeft betaald. Hij eist op zijn beurt verrekening van deze posten. Een kort geding van DGA wordt niet voortgezet omdat verzoeker zijn schip inmiddels heeft verkocht. Verzoeker start in februari 2006 een procedure om de gestelde kosten alsnog vergoed te krijgen. Hij krijgt slechts ten dele gelijk en gaat in beroep bij de verwijzende rechter.

De verwijzende BEL rechter (Hof van Beroep Antwerpen) constateert dat er bij partijen verschil van inzicht bestaat over de term ‘bevrachter’ zoals opgenomen in de BEL Wet van 5 mei 1936 op de binnenbevrachting (WBB) en de rechten die daaruit voortvloeien. Verweerster zou geen aanspraak op de hoedanigheid van vervoerder kunnen maken aangezien zij geen eigenaar noch exploitant is van het binnenschip. Op Europees niveau is het vrij verkeer van vervoersdiensten geregeld in RL 96/75. De verwijzende rechter vraagt zich af of de BEL regelgeving verenigbaar is met het EURrecht, en legt de volgende vraag voor aan het HvJEU:
"Is artikel 3 van de Belgische wet van 5 mei 1936 op de binnenbevrachting verenigbaar met artikel 1 en 2 van de Richtlijn 96/75/EG in zoverre een niet-eigenaar noch exploitant van een binnenschip een vervoersovereenkomst voor goederenvervoer over de binnenwateren als vervoerder zou afsluiten en niet zou optreden als tussenpersoon "bevrachter" in de zin van artikel 3 WBB?"

Specifiek beleidsterrein: IenM

Gerelateerde documenten