C-923/19 Van Ameyde España

Contentverzamelaar

C-923/19 Van Ameyde España

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     9 maart 2020
Schriftelijke opmerkingen:                     24 april 2020

Trefwoorden : motorrijtuigen verzekering; verkeer

Onderwerp :

-           Richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid;

 

Feiten:

Bij een verkeersongeval was een trekkervrachtwagen (hierna: trekker) met oplegger van de weg geraakt en gekanteld door nalatigheid van diens bestuurder. De oplegger was geleased aan Primafrío en verzekerd bij GES (verweerster in cassatie). De trekker was verzekerd bij Van Ameyde (verzoekster in cassatie). GES heeft het schadebedrag aan de oplegger uitbetaald aan Primafrío. Vervolgens heeft GES datzelfde schadebedrag gevorderd van verzoekster, omdat de oplegger niet kon worden beschouwd als lading van de trekker of een door de trekker vervoerd goed. Verzoekster stelde daarentegen dat de verplichte verzekering van de trekker - volgens artikel 5(2) LRCSCVM; de Spaanse wet inzake de WA en de verzekering in motorrijtuigenverkeer - geen dekking bood voor schade aan de vervoerde goederen, en de oplegger in casu als vervoerd goed of lading van de trekker moest worden beschouwd. De rechtbank in eerste aanleg verklaarde de vordering ongegrond. GES stelde hoger beroep in, wat werd toegewezen. Vervolgens heeft verzoekster (Van Ameyde) cassatieberoep ingesteld.

 

Overweging:

De twee tegenstrijdige uitleggingen door partijen van artikel 5 LRCSCVM komen ook voor in uitspraken van de rechters in tweede aanleg in burgerlijke en handelszaken in Spanje. De verwijzende rechter twijfelt of de uitlegging van artikel 5 LRCSCVM volgens welke schade aan de oplegger uitgesloten is van dekking door de verplichte verzekering van de trekker, afbreuk doet aan de dekking van materiële schade door de verplichte motorrijtuigenverzekering, of die dekking vermindert.

 

Prejudiciële vraag:

Staat artikel 3, laatste alinea, van richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid, gelezen in samenhang met artikel 1 ervan, in de weg aan een uitlegging van de nationale wetgeving (artikel 5, lid 2, van de Ley sobre responsabilidad civil y seguro en la circulación de vehículos a motor [wet inzake de wettelijke aansprakelijkheid en de verzekering in het motorrijtuigenverkeer]) volgens welke in gevallen als dat van het hoofdgeding schade aan de oplegger uitgesloten is van dekking door de verplichte verzekering van de trekkervrachtwagen of trekker op grond dat de oplegger moet worden gelijkgesteld met de in de trekkervrachtwagen of trekker vervoerde goederen, of nog dat de oplegger één enkel voertuig vormt met de trekkervrachtwagen of de trekker wat materiële schade betreft?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: JenV; IenW