C-95/20 VARCHEV FINANS

Contentverzamelaar

C-95/20 VARCHEV FINANS

Prejudiciele Hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement: 22 mei 2020
Schriftelijke opmerkingen: 8 juli 2020

Trefwoorden : beleggingsondernemingen, bedrijfsuitoefening

Onderwerp :

Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 houdende aanvulling van richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn

 

Feiten:

Aan verzoekster is door de Bulgaarse commissie voor financieel toezicht (KFN) een vergunning verleend voor het verrichten van beleggingsdiensten en beleggingsactiviteiten. Bij de uitoefening van deze activiteiten, dient de onderneming alle wettelijke bepalingen die daarop van toepassing zijn in acht nemen, met inbegrip van het bepaalde in gedelegeerde verordening 2017/565. Vanwege een bevel van de plaatsvervangend voorzitter van de KFN, is verzoekster gecontroleerd. Tijdens deze controle werden een aantal dingen vastgesteld. Ten eerste, dat verzoekster geen register bijhoudt waarin zij gegevens over de voor haar cliënten uitgevoerde passendheidsbeoordelingen opneemt. Dit leidt tot een overtreding van artikel 56, lid 2 en 72, lid 2, van bijlage I van gedelegeerde verordening 2017/565, waarin staat dat dergelijke gegevens in een register dienen te worden opgenomen. In de Bulgaarse versie betekent het begrip “gegevens” tevens letterlijk “register”. Ten tweede, dat zij geen register bijhoudt waarin gegevens over de aan haar cliënten verstrekte informatie over de kosten en lasten zijn opgenomen. Dit leidt tot een overtreding van artikel 72, lid 2, van gedelegeerde verordening 2017/565. Het is vastgesteld dat verzoekster wel de bedoelde gegevens bijhoudt, echter niet in afzonderlijke registers. Om de voorgaande redenen is jegens verzoekster een beschikking tot vaststelling van een bestuursrechtelijke overtreding uitgevaardigd. Hierdoor is een boetebeschikking uitgevaardigd waardoor de onderneming 5000 BGN verschuldigd is voor elke overtreding. Verzoekster heeft tegen deze boetebeschikking bij de Bulgaarse rechter beroep ingesteld. Bij de uitspraak heeft de rechtbank deze boetebeschikking bevestigd omdat er geen essentiële procedurefouten waren gemaakt tijdens de bestuursrechtelijke procedure. Ook acht de rechter de boven uiteengezette feiten vastgesteld op grond van het mondelinge en schriftelijke bewijs. De boetebeschikking is hierom in overeenstemming met het materiele recht, in bijzonder artikel 72, lid 1 en 2 van verordening 2017/565. Dit artikel bepaalt respectievelijk dat beleggingsondernemingen ten minste de in bijlage I van deze verordening genoemde gegevens (een register in de Bulgaarse versie) moeten bijhouden en dat ook gegevens bewaard moeten worden op een drager waarop informatie op zodanige wijze kan worden opgeslagen dat deze later kan worden geraadpleegd. Hiernaast dienen beleggingsondernemingen krachtens artikel 56 van verordening 2017/565 gegevens bij te houden over de uitgevoerde passendheidsbeoordelingen. Tijdens de procedure is aangetoond dat de onderneming bepaalde diensten verrichte waarbij de passendheid van de diensten bij de profielen van cliënten is beoordeeld. Deze beoordelingen zijn echter niet bijgehouden. Ook moet dit volgens artikel 71, lid 2, punt 4 verstrekt worden aan hun cliënten.

 

Overweging:

Het bezwaar van verzoekster, waarop het verzoek om een prejudiciële beslissing van het Hof is gebaseerd, is dat, de autoriteit die verantwoordelijk is voor de behandeling van overtredingen, gedelegeerde verordening 2017/565 niet juist heeft uitgelegd of toegepast gezien het feit dat het begrip “maintain records” in artikel 56 lid 2 het “bijhouden van gegevens” betekent, en niet “register”. De verordening spreekt niet van registers, maar gegevens. Verweerster betwist dit standpunt van verzoekster. De verwijzende rechter heeft gewaarmerkte vertalingen uit het Frans, Duits en Engels in het Bulgaars in de procedure ingebracht. Hieruit blijkt dat de afzonderlijke vertalingen duiden dat archieven ofwel gegevens dienen te worden bijgehouden. Omdat de officiële Bulgaarse vertaling spreekt van registers, is de verwijzende rechter van mening dat uitlegging van het Unierecht noodzakelijk is voor een juiste en uniforme toepassing ervan.

 

Prejudiciële vragen:

1) Vereist artikel 56, lid 2, gelezen in samenhang met artikel 72, lid 2, van, en bijlage I bij gedelegeerde verordening (EU) 2017/565 van de Commissie houdende aanvulling van richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn, dat:

- beleggingsondernemingen een afzonderlijk uniform register (als databank) met gegevens over de voor elke individuele cliënt uitgevoerde beoordelingen van de geschiktheid en adequaatheid, met de in artikel 25, leden 2 en 3, van richtlijn 2014/65/EU en artikel [56] van gedelegeerde verordening 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 bedoelde inhoud, bijhouden (actueel houden)? Of volstaat het dat de beleggingsonderneming over bovengenoemde gegevens beschikt en deze aan het dossier (in het Bulgaars letterlijk: akte, dossier) van de betreffende cliënt overeenkomstig artikel 25, lid 5, van richtlijn 2014/65 worden toegevoegd en zodanig worden opgeslagen dat de bevoegde autoriteit deze later kan raadplegen, en [tevens in zodanige vorm en op zodanige wijze, (aanvulling in de officiële Bulgaarse, Franse en Engelse versie)] dat aan de voorwaarden van artikel 72, lid 1, van de gedelegeerde verordening wordt voldaan?

2) Vereist artikel 72, lid 2, van, in samenhang met bijlage I bij gedelegeerde verordening (EU) 2017/565 van de Commissie houdende aanvulling van richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn, dat:

- beleggingsondernemingen een afzonderlijk uniform register (als databank) met gegevens over de aan elke cliënt verstrekte informatie over de kosten en bijbehorende lasten, met de in artikel [50] van gedelegeerde verordening 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 bedoelde inhoud, bijhouden (actueel houden)? [Or. 9] Of volstaat het dat de beleggingsonderneming over bovengenoemde gegevens beschikt en deze aan het dossier (in het Bulgaars woordelijk: akte, dossier) van de betreffende cliënt overeenkomstig artikel 25, lid 5, van richtlijn 2014/65 worden toegevoegd en zodanig worden opgeslagen dat de bevoegde autoriteit deze later kan raadplegen, en [tevens in zodanige vorm en op zodanige wijze, (aanvulling in de officiële Bulgaarse, Franse en Engelse versie)] dat aan de voorwaarden van artikel 72, lid 1, van de gedelegeerde verordening wordt voldaan?

 

Specifiek beleidsterrein: FIN

Gerelateerde documenten