C-96/14 Van Hove

Contentverzamelaar

C-96/14 Van Hove

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   15 april 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   1 mei 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   1 juni 2014
Trefwoorden: consumentenbescherming

Onderwerp
Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten

Verzoeker Jean-Claude van Hove heeft twee leningsovereenkomsten met Crédit Immobilier de France Méditerranée waarop hij maandelijks moet aflossen. Hij sluit zich daarom aan bij een groepsverzekering van verweerster CNP Assurances die de aflossingen voor 100% verzekert in geval van overlijden of blijvende en volledige invaliditeit, en voor 75% bij volledige arbeidsongeschiktheid van kredietnemers.
Verzoeker krijgt een ongeval op het werk in 2000. Hij werkt door, krijgt sinds oktober 2005 een bijkomende uitkering van 23% BGI (Blijvende Gedeeltelijke Invaliditeit) en sinds november 2005 van nog eens 67%. In augustus 2007 gaat hij met ziekteverlof tot februari 2008. In 2010 krijgt hij een terugval ten gevolge waarvan hij weer met ziekteverlof gaat. Sinds 1 januari 2011 is zijn graad van arbeidsongeschiktheid door de Sociale zekerheid vastgesteld op 72%; zijn uitkering wordt op die basis herberekend.
De keuringsarts van verweerster is echter van mening dat verzoeker nog best in deeltijd een (aangepaste) beroepsactiviteit kan uitoefenen. Zij besluit dan ook vanaf juni 2012 geen aflossingen meer voor haar rekening te nemen. Verzoeker is het daar niet mee eens en dagvaardt verweerder. Hij stelt dat het beding in de polis dat de betaling van de aflossingen door de verzekeraar afhankelijk stelt van de absolute onmogelijkheid om een al dan niet bezoldigde activiteit te hervatten oneerlijk is omdat dit beding het evenwicht tussen partijen kennelijk verstoort ten nadele van de consument. Daarnaast meent hij dat in de polis de definitie van volledige arbeidsongeschiktheid voor consumenten onbegrijpelijk is.

De verwijzende FRA rechter (Tribunal de Grande Instance de Nîmes) kan pas in deze zaak beslissen als er meer duidelijkheid is over de vraag of de definitie van volledige arbeidsongeschiktheid hier een oneerlijk beding vormt. Hij legt de volgende vraag voor aan het HvJEU:
„Moet artikel 4, lid 2, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten aldus worden uitgelegd dat het in deze bepaling bedoelde begrip ‚beding dat betrekking heeft op de bepaling van het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst’ een in een verzekeringsovereenkomst vervat beding omvat dat ertoe strekt om de betaling van de aan de kredietgever verschuldigde aflossingen te verzekeren in geval van volledige arbeidsongeschiktheid van de kredietnemer en dat deze dekking uitsluit wanneer de verzekerde geschikt wordt verklaard om een onbezoldigde activiteit uit te oefenen?”

Specifiek beleidsterrein: VenJ mede SZW

Gerelateerde documenten