C-97/16 Pérez Retamero

Contentverzamelaar

C-97/16 Pérez Retamero

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   7 april 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       24 april 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   24 mei 2016
Trefwoorden: sociale zekerheid; ontslag; begrip ‘mobiele werknemer’; gelijkheidsbeginsel

Onderwerp
- Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van verordeningen (EEG) nr. 3821/85 (enz);
- Richtlijn 93/104/EG van de Raad van 23 november 1993 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd;
- Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen

Verzoeker is transporteur en heeft een bestelwagen alsmede een vergunning voor het verrichten van vervoersdiensten. Hij sluit in juni 2008 met pakketdienst TNT (een van de drie verweersters) een ‘standaardovereenkomst voor het verrichten van vervoersdiensten’. Hij krijgt van TNT ‘identificatie’ voor zijn bestelauto en toegangskaarten voor het bedrijfsgebouw. Op deze kaart staat verzoeker aangeduid als tewerkgestelde chauffeur. Hij heeft dan verder naast TNT geen andere opdrachtgevers meer. Hij ontvangt een vaste dagvergoeding die per maand wordt uitbetaald. De overeenkomst was voor zes maanden maar is steeds verlengd. Vanaf 2014 moet hij zijn facturen aan Sapirod sturen (tweede verweerster), een door TNT gecontracteerde transporteur. Dit eindigt in maart 2015 als Sapirod verzoeker meedeelt geen werk meer voor hem te hebben. Daarop stapt verzoeker naar de rechter. Hij is weliswaar op de hoogte dat het werknemersstatuut de contractuele betrekkingen zoals onderhavige uitsluit maar hij stelt dat gezien zijn relatie met TNT en de rechtstreekse relatie met Sapirod, zijn werk juridisch als arbeid in loondienst gekwalificeerd moet worden. Hij voldoet aan alle voorwaarden, en níet aan de voorwaarden van het begrip ‘zelfstandig bestuurder’ in RL 2002/15. Het werknemersstatuut baseert zich uitsluitend op de eigendom van het vervoermiddel en de afgegeven vergunning, hetgeen niet strookt met het in de RL gemaakte onderscheid tussen ‘zelfstandige bestuurder’ en ‘mobiele werknemer’. Op grond van dat onderscheid wordt immers (volgens Vo. 561/2006) de verantwoordelijkheid bepaald voor (controle op) rij/rusttijden enz. Verweersters stellen dat de uitsluiting in het werknemersstatuut van toepassing is ongeacht de overige elementen in de verhouding tussen partijen.

De verwijzende SPA rechter (Rb Barcelona) leest in het werknemersstatuut de criteria die zijn vastgesteld voor onderscheid tussen dienstverband en zelfstandigenarbeid die sterk verschillen van de onderscheidingscriteria van RL 2002/15. Hij vraagt zich dan ook af of de SPA regelgeving verenigbaar is met EUrecht; hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:
1) Moet de definitie van “mobiele werknemer” in artikel 3, onder d), van richtlijn 2002/15/EG aldus worden uitgelegd dat deze bepaling in de weg staat aan een nationale bepaling als artikel 1, lid 3, onder g), van het Estatuto de los Trabajadores (Spaans werknemersstatuut), dat bepaalt dat     “personen die vervoersdiensten verrichten, in het kader van door de bevoegde autoriteit afgegeven vergunningen, [...] met voertuigen [...] die zij in eigendom hebben of waarover zij de directe beschikkingsmacht hebben [...]” niet als “mobiele werknemers” kunnen worden aangemerkt?
2) Moet artikel 3, onder e), tweede alinea, van de richtlijn (“Ter fine van deze richtlijn gelden voor bestuurders die niet aan deze criteria voldoen, dezelfde plichten en rechten als die welke in deze richtlijn voor werknemers zijn vastgesteld.”) aldus worden uitgelegd dat, indien niet aan alle criteria is voldaan om als “zelfstandige bestuurder” te worden aangemerkt, moet worden aangenomen dat het om een “mobiele werknemer” gaat?
Aangehaalde jurisprudentie: C-184/02 en C-223/02 SPA resp. FIN / EP en Raad
Specifiek beleidsterrein: SZW

Gerelateerde documenten