C-97/22 DC

Contentverzamelaar

C-97/22 DC

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    8 april 2022
Schriftelijke opmerkingen:                    25 mei 2022

Trefwoorden : consumenten, schadeloosstelling, bouwovereenkomst, herroeping

Onderwerp :

Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 85/577/EEG en van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad

Feiten:

Verzoekster vordert van verweerder op basis van gecedeerde rechten het stellen van een garantie die de opdrachtgever beschermt tegen verliezen als de aannemer zijn contractuele verplichtingen niet nakomt overeenkomstig § 650f, lid 1,  van het Duits burgerlijk wetboek (BGB), subsidiair de (gedeeltelijke) vergoeding van de door de cedent verrichte werkzaamheden. Verweerder sloot op 06-10-2020 in zijn te renoveren woning met de cedent mondeling een bouwovereenkomst overeenkomstig § 650a BGB betreffende de vernieuwing van de elektrische installatie. De cedent heeft verweerder niet overeenkomstig de vereisten van de Duitse wet tot invoering van het burgerlijk wetboek (EGBGB) geïnformeerd. Na het voltooien van zijn werkzaamheden stuurde de cedent verweerder op 21-12-2020 een eindafrekening, die verweerder niet betaalde. Op 15-03-2021 droeg de cedent alle rechten uit de bouwovereenkomst over aan verzoekster. Bij brief van zijn advocaat van 17-03-2021 verklaarde verweerder jegens de cedent dat hij zijn wilsverklaring tot het sluiten van de bouwovereenkomst introk. Volgens verzoekster volgt uit overweging 57 van richtlijn 2011/83/EU zonder twijfel dat de handelaar in het geval van herroeping een recht op schadeloosstelling moet hebben. Verweerder is daarentegen van mening dat verzoekster volgens de rechtspraak van het Bundesgerichtshof noch ten gronde, noch wat de hoogte betreft recht heeft op schadeloosstelling.

Overweging:

Van een recht op schadeloosstelling is in casu overeenkomstig § 357, lid 8, tweede volzin, BGB geen sprake, aangezien de cedent verweerder niet overeenkomstig artikel 246a, § 1, lid 2, punten 1 en 3, EGBGB heeft geïnformeerd over het herroepingsrecht en de verplichting tot schadeloosstelling. Het ten gronde slagen van de subsidiaire vordering tot betaling van een deel van het arbeidsloon is derhalve afhankelijk van de vraag of artikel 14, lid 5, van richtlijn 2011/83 EU aldus moet worden uitgelegd dat het rechtsgevolg van een herroeping, in het geval dat de klant zijn wilsverklaring tot het sluiten van een buiten verkoopruimten gesloten bouwovereenkomst  pas herroept nadat de handelaar zijn prestatie reeds (volledig) heeft geleverd, erin bestaat dat elk recht van de handelaar op schadeloosstelling of vergoeding eveneens is uitgesloten wanneer er weliswaar niet is voldaan aan de voorwaarden voor een recht op schadeloosstelling volgens de bepalingen die de rechtsgevolgen van herroeping regelen, maar het vermogen van de klant door de bouwprestaties van de handelaar is toegenomen, dat wil zeggen dat hij is verrijkt. De voorgelegde rechtsvraag is in de rechtspraak en literatuur tot dusver niet duidelijk beantwoord.

Prejudiciële vraag:

Moet artikel 14, lid 5, van richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 85/577/EEG en van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (hierna: ,,richtlijn 2011/83/EU”) aldus worden uitgelegd dat in het geval dat de klant zijn wilsverklaring tot het sluiten van een bouwovereenkomst buiten verkoopruimten pas herroept nadat de handelaar zijn prestatie reeds (volledig) heeft geleverd, elk recht van de handelaar op schadeloosstelling of vergoeding ook is uitgesloten wanneer weliswaar niet is voldaan aan de voorwaarden voor een recht op schadeloosstelling volgens de bepalingen die de rechtsgevolgen van de herroeping regelen, maar het vermogen van de klant door de bouwprestaties van de handelaar is toegenomen, dat wilzeggen dat hij is verrijkt?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Tsjechische Republiek/Commissie (C-575/18 P), Volkswagen Bank (C-33/20, C-155/20 en C-187/20)

Specifiek beleidsterrein: EZK

Gerelateerde documenten