C-zaaknummers

Contentverzamelaar

C-zaaknummers

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   19 januari 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       05 februari 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   05 maart 2016
Trefwoorden: dividend uit buitenlands inkomen (FID); recht vrije vestiging / vrij kapitaalverkeer

Onderwerp: VWEU artikel 49 (recht vrije vestiging); artikel 63 (vrij kapitaalverkeer)

Veel ‘geschiedenisles’, deze verwijzing! De verwijzende rechter gaat uitgebreid in op de eerdere Test claimants-zaken (C-446/04 en C-35/11). In de relevante periode geldt in VK de ‘advanced corporation tax’-regeling, ter verlichting van de dubbele belastingheffing over winstuitkeringen. Ondernemingen betalen, als zij dividend uitkeren, een bedrag aan vennootschapsbelasting vooruit dat gebaseerd is op het uitgekeerde bedrag (niet op de winst), welk bedrag later verrekend mocht worden met de algemene heffing (‘mainstream corporation tax’ = MCT), waarna de aandeelhouder recht kreeg op een belastingkrediet ten belope van het bedrag van de ACT. Pensioenfondsen zijn in de gehele periode wettelijk vrijgesteld van inkomstenbelasting over dividenden. Doordat buitenlandse dividenden aan belasting onderhevig bleven ontstond er bij ondernemingen die veel buitenlands dividend ontvingen een overschot aan ACT en een tekort aan MCT. Van 1994 – 1999 gold de ‘Foreign Income Dividend’-regeling, een instrument om de impact van het ACT-overschot te verminderen. Maar dividenden uit buitenlands inkomen waren daarvan uitgesloten.
Verzoekster is sinds eind 2006 de ‘trustee’ van het grootste pensioenfonds van het VK. Zij is de belastingplichtige, het fonds is de gerechtigde van de activa. Het portfolio bestaat voor 70 tot 75% uit aandelen in meestal grote beursgenoteerde ondernemingen, zowel in VK als in andere EULS. Verzoekster is in verweer gekomen tegen een besluit van de belastingdienst die oordeelde dat zij in beginsel aanspraak konden maken op belastingkredieten in verband met de ontvangen FIDs maar dat de vorderingen uit 2003 slechts voor één jaar (1997/98) tijdig waren ingesteld en voor het overige waren verjaard. Zowel in eerste aanleg als in beroep (09-07-2015) wordt haar vordering afgewezen en de verjaring bekrachtigd. Verzoekster heeft ook vorderingen ingesteld tot uitbetaling van belastingkredieten voor dividenden ontvangen uit buitenlandse ondernemingen. Hier oordelen de rechters dat niet-uitkering in strijd is met VWEU artikel 63, maar dat ook die vorderingen verjaard zijn.

De verwijzende VK rechter (Court of Appeal England and Wales) oordeelt dat de vraag of verzoekster recht heeft op belastingkredieten voor FIDs vragen van EUrecht oproept inzake de draagwijdte van VWEU artikel 63, en legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:
1 Gelet op het antwoord dat het Hof in zijn arrest Test Claimants in the FII Group Litigation (C-446/04, EU:C:2006:774) heeft gegeven op de vierde prejudiciële vraag in die zaak, namelijk dat de artikelen 43 EG en 56 EG (thans de artikelen 49 VWEU en 63 VWEU) in de weg stonden aan een wettelijke regeling van een lidstaat die ingezeten vennootschappen die aan hun aandeelhouders dividenden uitkeren die voortvloeien uit door hen ontvangen buitenlandse dividenden, de mogelijkheid biedt te opteren voor een regeling op grond waarvan zij de betaalde voorheffing op de vennootschapsbelasting kunnen recupereren, maar die vennootschappen om te beginnen verplicht die voorheffing te betalen en vervolgens terugbetaling daarvan te vorderen, en voorts niet voorziet in een belastingkrediet voor hun aandeelhouders, die dat wel zouden hebben gekregen in geval van een uitkering door een ingezeten vennootschap op basis van binnenlandse dividenden: kunnen deze aandeelhouders zelf rechten ontlenen aan het Unierecht (hetzij aan artikel 63 VWEU, hetzij aan andere bepalingen) in het geval waarin zij dividenden ontvangen die ingevolge de keuze van de uitkerende vennootschap onder de voornoemde regeling vallen, in het bijzonder wanneer de aandeelhouder in dezelfde lidstaat woont als waar deze uitkerende vennootschap is gevestigd?
2 Indien de in de eerste vraag bedoelde aandeelhouder zelf geen rechten kan ontlenen aan artikel 63 VWEU, kan hij zich dan beroepen op schending van de rechten die artikel 49 VWEU of artikel 63 VWEU toekent aan de onderneming die het dividend uitkeert?
3 Indien op de eerste of de tweede vraag wordt geantwoord dat de aandeelhouder rechten kan ontlenen aan het Unierecht of zich op het Unierecht kan beroepen, legt het Unierecht dan bepaalde vereisten op inzake de rechtsmiddelen die de aandeelhouder krachtens het nationale recht ter beschikking moeten worden gesteld?
4 Maakt het voor de beantwoording van de drie vorige vragen enig verschil uit dat:
(a) de aandeelhouder in de lidstaat geen inkomstenbelasting verschuldigd is over ontvangen dividenden, met als gevolg dat ingeval een ingezeten onderneming hem buiten het kader van de hierboven bedoelde regeling dividenden uitkeert, het belastingkrediet waarop hij aanspraak kan maken krachtens het nationale recht, hem door de lidstaat mogelijkerwijs moet worden uitbetaald;
(b) de nationale rechter heeft geoordeeld dat de inbreuk die door de betrokken nationale wettelijke regeling op het Unierecht werd gemaakt, geen voldoende gekwalificeerde schending van dit recht uitmaakte, zodat de lidstaat – overeenkomstig de beginselen van het arrest Brasserie du Pêcheur en Factortame (C-46/93 en C-48/93, EU:C:1996:79) – niet kan worden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan de onderneming die de dividenden uitkeerde;
(c) de onderneming die krachtens de hierboven bedoelde regeling dividenden uitkeerde, de aan al haar aandeelhouders uitgekeerde dividenden in bepaalde – maar niet alle – gevallen kan hebben verhoogd om ervoor te zorgen dat deze aandeelhouders uiteindelijk evenveel ontvingen als een vrijgestelde aandeelhouder zou hebben ontvangen naar aanleiding van een niet onder die regeling vallende dividenduitkering?
Aangehaalde jurisprudentie: C-446/04 Test Claimants; C-35/11 (idem)
Specifiek beleidsterrein: FIN

Gerelateerde documenten